Troosten: Ik ben er voor je

Als iemand in je naaste omgeving een onheilstijding krijgt of een dierbare verliest, dan wil je niets liever dan hem of haar steunen. Maar hoe doe je dat, goed troosten? 

Deze week, tijdens een bijeenkomst met een paar vrouwen die ik zijdelings ken, kwam het gesprek op ongewenste kinderloosheid. Meteen was duidelijk dat dit bij een van hen een gevoelige snaar raakte. Haar tranen en ingehouden snikken sneden me door de ziel. Ook bij de anderen was de ontreddering voelbaar. Wat doe je als het verdriet zo peilloos is?

Ik moest denken aan de voorbije maanden. Nadat ik dit voorjaar mijn man verloor, was ik degene geweest die werd getroost. Tot dan toe was het meestal omgekeerd, probeerde ik een dierbare zo goed mogelijk te steunen. Ik kon eindeloos dubben over een passende kaart, de goede woorden, wel of niet langsgaan, en wat neem je dan mee? Nu het leven weer een beetje ritme begint te krijgen, besef ik nog meer hoe mensen hebben meegeleefd. En waarschijnlijk dubden zij op hun beurt over wat ze konden betekenen.

Er was zo veel liefheid. Van prachtige lange handgeschreven brieven tot kaartjes met ‘veel sterkte’. Van een bosje anemonen tot een gigantische troostmand vol delicatessen. De een kwam langs en ging gewoon wat doen. Koffiezetten, de was opvouwen, de ramen lappen. De ander was er gewoon, las de krant of deed de deur open als er wat werd gebracht. Een vriendin belde me elke paar dagen op om te vragen hoe het ging. En er waren mensen die zich op de achtergrond hielden. Het klinkt gek, maar ook dat heb ik gewaardeerd. Want soms was het ook wel véél voor iemand die niet zo goed is in ontvangen.

Iets kleins, iets onschuldigs De bekende Vlaamse psychiater Dirk De Wachter zag op het dieptepunt van zijn ‘meserie’, liggend op de ic met veel pijn en slechte vooruitzichten, meer dan ooit wat hem troost bracht. In zijn boek Vertroostingen schrijft hij: ‘In de diepste ellende is de behoefte aan troost bijna tastbaar aanwezig. Als iets troost, dan is het dat kleine goede […] Het is de mens die er voor u is. De mens die iets voor u doet. Iets kleins, iets onschuldigs. Vriendelijkheid, een glimlach, een schouderklop.’

Ik las ergens dat mensen die hun partner verliezen nadat hij of zij ziek is geweest, soms de helft van het rouwen al achter de rug hebben. Het zal er bij mij zeker toe hebben bijgedragen dat ik niet kopje-onder ging. En dát heeft mensen vast weer geholpen om bij mij in de buurt te zijn. Ik was niet iemand die elk moment in tranen kon uitbarsten. Huilen met mensen om me heen gaat me sowieso niet zo goed af. Daarom zal ik nooit de reactie van een van m’n zoons vergeten toen ik een spontane huilbui kreeg. Hij pakte me onbeholpen vast en zei: ‘En ik zeg nog wel tegen iedereen dat het zo goed met je gaat.’ Juist dat schutterige goedbedoelde troosten deed me vaak goed. Zelfs als mensen in hun onbeholpenheid dingen zeiden als ‘Je kunt me altijd bellen, hè’, snapte ik het wel.

Ik weet nog dat ik het boek Je mag mij altijd bellen las van Karin Kuiper (na de dood van haar man). Dat kwam binnen, omdat ik mezelf ook vaak zulke dingen hoorde zeggen. Eerlijk is eerlijk, een beetje egocentrisch word je er wel van, van al die aandacht en attenties. Mijn empathische kant stond even op een laag pitje. Ik kan niet anders dan zeggen dat ik me eraan heb gelaafd. En ik mis het ook wel een beetje. Maar net wanneer ik dit schrijf komt er weer een appje. ‘Ik moet aan je denken’, schrijft een oud-collega. In al z’n simpelheid is dat misschien wel het meest troostrijke zinnetje dat er bestaat.

Vraag wat de ander wil

‘We denken bij troost vaak aan wat we kunnen zeggen om het verdriet te verzachten. Maar om meteen met een misverstand te beginnen: met woorden iemands pijn verlichten, is bijna onmogelijk.’ Dat zegt Huub Buijssen, psycholoog en schrijver van het boek De vijf talen van troost.

De vijf troosttalen

Huub Buijssen ontdekte dat er vijf talen van troost zijn. Als je weet welke ‘taal’ de ander spreekt, en jij jouw eigen taal kent, wordt het makkelijker om steun te bieden of om hulp te vragen.

  • Luisteren

  • Er zijn voor de ander

  • Iets geven

  • Helpen

  • Lichamelijke aanraking

‘In een poging het voor die ander minder erg te maken, maken mensen het vaak erger. Uit onhandigheid zeggen ze dingen als: ‘Ik zou tekenen voor zo’n dood’. Of: ‘Kinderen hebben is ook niet alles’, tegen iemand die alweer een miskraam heeft gehad. Of: ‘Ik kan me zo goed voorstellen wat je voelt’. Maar dat kan helemaal niet, omdat elk mens andere gevoelens heeft.

Ik heb acht broers en drie zussen, kinderen van dezelfde moeder, maar toen ze overleed, leek het wel of we twaalf verschillende moeders hadden, zo anders reageerden we daarop. Als je iemand die in de rouw is wilt steunen, schiet je normale inlevingsvermogen hopeloos te kort. Ook de gouden regel dat je een ander behandelt zoals je zelf behandeld wilt worden gaat niet op.

Bij troost werkt alleen wat ik de platina regel noem: altijd vragen wat de ander wil. Wil je erover praten of liever niet? Wil je dat ik blijf of ben je liever alleen? Vaak weten mensen zelf niet eens het antwoord. Dat hoeft ook niet. Het gaat erom dat ze weten dat je je bij hen wil aansluiten. Zo’n vraag stellen klinkt simpel, maar we zijn allemaal geneigd uit te gaan van onze eigen behoeftes. Als je zelf van spontaan bezoek houdt, denk je een ander daar ook een plezier mee te doen. Die vindt dat misschien wel een gruwel.’

‘Ik moet aan je denken’ is in al z’n simpelheid het meest troostrijke zinnetje dat er bestaat’

Ik wou dat ik je kon troosten

‘Als woorden niet werken, wat dan wel? Het kan heel troostrijk zijn om aandachtig naar iemands verhaal te luisteren. Alleen luisteren, verder niks. Dat is meteen ook een van de moeilijkste dingen, want vaak zijn we tijdens het luisteren al bezig met ons eigen verhaal. Of met een advies. Ik las ooit een interview met presentator Inge Diepman nadat ze een kind had verloren. Ze zei: ‘Kom maar met lege handen. Ik vul ze wel met mijn verdriet’. Zo treffend gezegd.

Comfortfood Als baby worden we al getroost met eten: een flesje of de borst, allebei zoet en vet. Niet zo gek dus dat als we later in ons leven behoefte hebben aan troost-eten we teruggrijpen naar de smaak uit onze jonge jaren. Goedgevulde soep, een ovenschotel of warme appeltaart met slagroom. Je wordt letterlijk warm vanbinnen.

Als iemand begint te huilen, vinden we het helemaal ingewikkeld. Ook dan is niks doen vaak het beste. Dan bevestig je de diepte van het verdriet. Hooguit kun je even een arm om iemand heenslaan – als je weet dat iemand dat prettig vindt – of iets zeggen als ‘Ik wou dat ik je kon troosten’. Maar tranen kunnen ook bevrijdend zijn. En iemand die huilt geeft bijna altijd zelf aan hoe het verder moet.

Lang niet iedereen wil trouwens over zijn of haar verdriet praten. Of alleen maar met een paar mensen. Met een ander gaan ze misschien liever wandelen of naar de film. En sommige mensen helpen graag in praktische zin door de keuken in te duiken of in de tuin te werken. En bij weer anderen is het feit dat ze er gewoon zijn al genoeg. De ene manier is niet beter dan de andere. Het komt er in alle gevallen op neer dat je tijd investeert, met iemand bezig bent.’

Jezelf troosten Bewust of onbewust, iedereen heeft wel een manier om zichzelf te troosten. De een gaat de natuur in, een volgende pakt een dichtbundel en weer een ander zoekt heil bij een romantische film. Maar niks is zo geschikt om je in een bepaalde stemming te brengen of juist uit te halen als je favoriete muziek.

Er is geen goed of slecht

‘Waarom we troosten zo moeilijk vinden heeft diverse redenen. Een daarvan is dat je bang bent dat door het over het verdriet te hebben, je iets oprakelt waarmee je de ander pijn doet, die daardoor dan weer emotioneel wordt, enzovoort. Het past ook niet zo in onze cultuur om zichtbaar te rouwen. Nog niet eens zo heel lang geleden werd je geleerd je groot te houden en niet over je verdriet te praten.

Kleine moeite Het toppunt van attent zijn: de verjaardag en sterfdag van een overledene noteren en op die dag even van je laten horen.

Ik herinner me bij de begrafenis van John F. Kennedy dat zijn weduwe Jackie werd geprezen omdat ze niet huilde tijdens de begrafenis. Diezelfde houding zorgt er nog steeds voor dat mensen het lastig vinden om getroost te worden. Ook in de moeilijkste tijden willen we niet graag kwetsbaar overkomen en proberen we de controle te houden. Weliswaar zijn onze opvattingen over rouwen veranderd – we vinden nu dat het goed is om uitgebreid bij verdriet stil te staan. Maar dat je je groot wil houden om de ander niet in een ongemakkelijke situatie te brengen, zit er nog steeds in.

Warmte Mensen in de rouw hebben het vaak koud. Een kruik, een paar warme sokken of een lekkere sjaal zijn ongebruikelijke, maar doeltreffende cadeaus.

Uiteindelijk is er geen goed of slecht. Zo heb je ook vrienden voor goede en slechte tijden. Er zijn mensen die goed troosten gewoon niet in hun pakket hebben. Misschien moet je daar niet te hard over oordelen; we hebben allemaal onze tekortkomingen. Dan kun je beter accepteren dat iemand daar onhandig in is. Vroeg of laat heb je elkaar toch weer nodig.’

Lees ook deze bijlage

Lesje veerkracht

Corona drukte ons met de neus op de feiten. We hebben niet het eeuwige leven, onze welvaart is tijdelijk, we zijn niet vanzelfsprekend veilig. Hoe komt het dat de een zich door angst laat regeren en de ander sterker uit de crisis lijkt te komen?

Verder lezen
Dit is een bijlage van:

Dit is een EXTRA artikel

Dit EXTRA artikel is alleen te bekijken voor abonnees. Maak eenvoudig een account aan en kies het abonnement dat het best bij je past. Je krijgt direct onbeperkt toegang tot alle artikelen!

Maak een account aan