Terug naar de keukentafel
Toen Maartje Laterveer een tiener was, leek haar het glazen plafond net zo ouderwets als fluo beenwarmers. Dertig jaar later is dat plafond nog steeds vaak een onneembare barrière. Hoe komt dat?

Maartje Laterveer is manager bij Deloitte Consulting, schrijver, journalist, spreker en columnist. Ze onderzoekt vanuit verschillende perspectieven wat het betekent om vrouw te zijn in de 21ste eeuw. RADAR+ vroeg haar: hoe krijg je meer vrouwen aan de top van het bedrijfsleven?
Veel herinneringen aan vroeger heb ik niet. Flarden zijn het. Van ons zessen aan de keukentafel, mijn twee grote broers die het hoogste woord voerden, mijn zus en ik die zwijgend in onze hoek zaten. Van mijn brugklasmentor die mij ‘hautain’ noemde, een woord dat ik nog niet kende. Een decaan die een folder van de toneelschool op tafel kwakte en zei dat ik me daar maar moest aanmelden, ik was er vast geschikt voor.
Het kan zijn dat ik ze gewoon ben vergeten, die gesprekken waarin een volwassene met mij praatte over mijn toekomst en me uitlegde dat ik kon worden wat ik wilde, als ik er maar goed over nadacht. Waar ben je goed in, waar word je blij van? De vraag is simpelweg nooit aan mij gesteld.
Aan mijn broers wel. Mijn oudste broer blonk uit in wiskunde, tekenen en pianospelen en dus ging het eindeloos over de vraag of hij nu ingenieur zou worden of concertpianist. Mijn jongste broer kluste bij in een restaurant en werd gepromoveerd tot manager toen hij amper de baard in de keel had. Dat was duidelijk, die werd directeur van een hotelketen. Mijn zus en ik zaten zwijgend in onze hoek – ons werd niets gevraagd.
Toch zag ik daarin niet zoiets als een fundamentele ongelijkheid. Het waren de jaren tachtig en negentig, de tijd dat powervrouwen met schoudervulling het bedrijfsleven bestormden en mij deden geloven dat je als vrouw alles kon worden wat je wilde. Een glazen plafond leek mij net zo ouderwets als fluo beenwarmers, dus het gebrek aan vrouwen aan de top had ongetwijfeld meer te maken met die vrouwen dan met de top. Als je mij toen had verteld dat ik er op een dag mijn werk van zou maken om bedrijven te helpen meer vrouwen binnen te halen en vooral te behouden, had ik je niet geloofd.
Ik begreep pas dat het genuanceerder lag toen ik mij erin ging verdiepen. Het aantal vrouwen in het bedrijfsleven stijgt, maar nog altijd zijn er veel meer mannen aan de macht dan vrouwen en is er een quotum nodig om vrouwen in de bestuurskamer te krijgen. Het probleem is alleen dat er te weinig vrouwen in de pijplijn zitten. Ze worden wel aangenomen, maar ergens tussen hun dertigste en veertigste haken ze vaak af.
Vrouwen hebben geen ambitie, wordt dan gezegd. Ze zijn deeltijdprinsesjes die liever een baantje hebben dan een baan. Maar in het buitenland werken vrouwen niet parttime, en daar zijn vrouwen in het bedrijfsleven net zo ondervertegenwoordigd. Dus er moet nog een andere reden zijn.
Ook die wordt vaak bij vrouwen gezocht. De feministische revolutie is tot stilstand gekomen, schreef Sheryl Sandberg in de feministische bijbel Lean in: Women, Work and the Will to Lead (2013), en dat komt doordat vrouwen te weinig zelfvertrouwen hebben, te graag aardig gevonden willen worden, te weinig hun hand opsteken. ‘Iedereen moet vrouwelijke leiders serieuzer nemen,’ benadrukte ze, ‘inclusief vrouwelijke leiders zelf.’
Vrouwen houden nog vaak hun mond vanwege de haantjescultuur op het werk
Die missie is geslaagd. Een beetje businessschool heeft tegenwoordig een opleiding vrouwelijk leider- schap. Vrouwen leren er assertiever worden, daadkrachtiger, minder emotioneel, beter in onderhandelen. Maar ook dit levert onder aan de streep niet de gewenste gelijkheid op. Wat wel? Ik denk dat we terug moeten naar de keukentafel. Die keukentafel waar jongens wordt gevraagd wat ze later willen worden en meisjes niet. Hele generaties zijn daar groot geworden, en nemen hun ongeschreven wetten en regels mee in de maatschappij en het bedrijfsleven. Dat maakt dat vrouwen stiekem nog altijd primair als moeder worden gezien, en mannen als leider. En daar zijn zowel de maatschappij als bedrijven op ingericht.
De maatschappij is ingericht op het anderhalf- verdienmodel: één kostwinner en een partner die parttime werkt. Dit model is fiscaal aantrekkelijk, en wordt in stand gehouden door dure kinderopvang, een loonkloof en schooltijden die vereisen dat er om drie uur een ouder op het schoolplein staat. Driemaal raden welke ouder dat meestal is. En driemaal raden wat er over de moeder wordt gezegd als zij het niet is. Bedrijven zijn ingericht op de ideale werknemer die hetero is, man, en in staat alles wat riekt naar privéleven opzij te zetten. Niet ontoevallig is dit type man ook in het bezit van eigenschappen die handig zijn als je vooruit wilt komen in zulke bedrijven, zoals dominant, assertief, agressief en competitief. Zeg maar al die trekken die vrouwen zich de laatste jaren braaf hebben aangeleerd.
Vrouwen balanceren daarbij wel op een wankel koord. Want betoont een vrouw zich dominant, assertief et cetera, dan is ze een bitch, een kenau, bazig, of is er gewoon iets met haar. Dit heet ook wel het Femke Halsema-syndroom, en treedt opvallend vaak op als een vrouw voor de poorten van de top staat. Diversiteit is een uitnodiging krijgen voor het feestje, inclusie is mee mogen dansen. Bedrijven moeten niet alleen meer diversiteit binnenhalen, maar ook zorgen voor een inclusieve cultuur waarbinnen je daadwerkelijk anders mag zijn. Nu is dat maar al te vaak niet het geval.
Zo zijn er vrouwen die tijdens vergaderingen hun mond houden vanwege de competitieve haantjescultuur die er heerst, of vrouwen die wel hun ideeën op tafel leggen en moeten toezien hoe deze doodleuk door een mannelijke collega worden gepikt. Er zijn vrouwen aan wie steevast wordt gevraagd of ze koffie willen zetten en de notulen willen verzorgen, of die worden gezien als hysterisch omdat ze weleens menselijke emoties laten zien. En dat ligt niet aan hen.
Patronen moeten doorbroken worden, willen organisaties de vruchten plukken van diversiteit. Te beginnen met erkennen dat het niet de vrouwen zijn die gefixt moeten worden, maar het systeem. Want een systeem dat meisjes anders bejegent dan jongens zal nooit gelijkheid brengen.