Rouwen om je huisdier

Familie. Dat zijn niet alleen je ouders, je broers en zussen en een schare kinderen om je heen. Familie is ook een ruwharige dwergteckel met flaporen die elke dag weer dolblij is om je te zien. En om wie je intens treurt als ze onverwacht doodgaat.

Acht jaar lang draaide mijn leven om een ruw­harige dwergteckel. Ik hield net zo veel van mijn hond als een moeder van haar kind. Acht jaar lang ben ik verliefd op haar geweest – dat is me met een man (nog) nooit gelukt. Als ik niet op pad moest voor mijn werk, was ik bij Bubbels. Bubbels ging niet naar school, nooit bij vriendjes spelen en leek geen enkele behoefte te hebben aan tijd voor zichzelf. Dus waar ik ging, was zij. Ik at alleen in restaurants waar mijn hond net zo welkom werd geheten als ikzelf en sloeg luxe werkreizen over omdat ik liever thuis bij mijn hond bleef.
In alle jaren die ze bij me was, telde de langste periode die we gescheiden zijn geweest negen dagen. Ik ging naar New York met mijn nieuwe vriend, op wie ik stapelverliefd was. En ik miste Bubbels al voordat we opstegen.

Was ik nou nóg zo verdrietig? Kom op, het was ‘maar’ een dier. Dan nam ik ‘toch gewoon een nieuwe’?

Goed humeur op pootjes
Ik vond alles aan haar leuk. Dingen die me aan mensen bijzonder ergeren – herrie maken tijdens het eten, te veel op mijn lip zitten – waren bij haar geen enkel probleem. Geen lekkerder geluid dan een smakkend dier, en Bubbels kon me niet opdringerig genoeg zijn in haar voortdurende zucht naar aandacht en warmte.
Bubbels was een goed humeur op pootjes. Als ze liep, bewoog alles mee. Flapperende oren, waggelende pootjes, zwiepende staart. Hoe ik ook mijn best doe om het te bestrijden; van nature ben ik een zorgelijk type. Mijn hond liet me elke ochtend weer zien hoe het wél moest: de dag onbevreesd en vol gretigheid tegemoet treden. Sommige vrienden hadden de verjaardag van Bubbels op hun kalender staan. Elk jaar op 9 april stuurden ze een kaartje. ‘Een poot van ons, voor Bubbels.’ Omgekeerd vergat ik regelmatig de verjaardag van hun kinderen. Ineens begreep ik ook de boze blik van vrouwen die passeren met hun kinderwagen zonder dat jij erin kijkt. Mensen die Bubbels voorbijliepen zonder een blik aan mijn harige wereldwonder te schenken, vond ik ook meteen heel stom.
Toen Bubbels stierf, veel te jong en onverwacht, verdween een deel van mij met haar. Het gemis was overal. Als ik op de bank zat en het oorverdovend stil was zonder het gezellige getik van haar nageltjes op mijn houten vloer. Als ik Parmezaanse kaas raspte en er kwam niemand op me afstormen. Met geen duizend kaarsen kreeg ik nog sfeer in mijn ooit zo gezellige huis.

Hiërarchie in rouw
Zeker een jaar lang heb ik intens gerouwd. Iets dat, zelfs door vrienden, regelmatig meewarig werd bekeken. Was ik nou nóg zo verdrietig? Kom op, het was ‘maar’ een dier. Dan nam ik ‘toch gewoon een nieuwe’? Alsof mijn hond een kapotte wasmachine was, die je net zo makkelijk vervangt voor hetzelfde typenummer, in plaats van een persoonlijkheid met een zeer sterk eigen karakter, die helemaal op mij was ingespeeld, en ik op haar. Steeds weer die hiërarchie in rouw: wie er écht recht heeft op verdriet, en wie een stuk minder. Hoe gek het kennelijk ook klinkt voor mensen die het nooit hebben ervaren: het is níét gek om zielsveel te houden van iemand met wie je nog nooit een echt gesprek hebt gevoerd, maar die wel altijd blij is om samen te zijn, onvoorwaardelijk van je houdt en nooit iets lelijks tegen of over je zal zeggen.

‘Het is niet gek om zielsveel te houden van iemand met wie je nog nooit een echt gesprek hebt gevoerd’

Ze zal voor altijd bij me horen
Bubbels is inmiddels ruim drie jaar dood. Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik aan haar denk. Volgens mijn vriend heb ik mijn appartement omgetoverd in een mausoleum. Er staan inderdaad veel foto’s van haar. Omdat ik blij word als ik haar prachtige lange snuit en glanzende ogen zie. Omdat het fijn is om nog iets tegen haar te zeggen, al hoort ze me niet meer. Intussen is er ook een nieuwe hond in mijn leven. Dizzy, een uit een Spaans dodingsstation geredde asielhond. Die me met net zo’n lieve blik aankeek als Bubbels dat kon doen. Waarna ik haar ter plekke adopteerde. Een nieuwe hond hielp. Mijn huis is weer gezellig, ik voel me – ondanks mijn partner en grote groep dierbare vrienden – niet langer alleen. Toch mis ik Bubbels er niet minder om. Ze zal voor altijd bij mij horen. Ik kan haar zachte haren nooit meer aaien, maar dat weerhoudt me er niet van om haar mijn leven lang te blijven koesteren.

Antoinnette Scheulderman (44), interviewer voor Volkskrant magazine en LINDA., schreef het boek Dan neem je toch gewoon een nieuwe, waarin zijzelf, bekende Nederlanders en des­kundigen vertellen over de liefde voor en de intense rouw om hun dieren.

Dit is een bijlage van:
Lees meer over: Columns

Registreer nu bij RADAR+

RADAR+ biedt waardevolle tips om gezond te blijven van lijf & geest! Maak nu een gratis account aan en lees meteen meer!

Registreer nu

Log in om de reacties te lezen (1)

Hilly Coppola
29-05-2020 om 22:11

Ik kan me helemaal in dit artikel vinden. Ik heb 2 weken geleden onze 15-jarige kat moeten laten inslapen en ik mis m’n pluizebol dagelijks. Ik vind het leven zonder huisdier een stuk ongezelliger. Maar gewoon weer een andere kat aanschaffen? Nee, dat voelt nu nog niet goed.

Praat mee