Misverstanden in je bovenkamer
Over het brein en ons gedrag doen allerlei misvattingen de ronde. Dat kinderen makkelijker een taal leren dan volwassenen bijvoorbeeld. En dat mensen met een psychose gevaarlijk zijn. Klopt dus allebei niet. Maar waar komen die misverstanden dan vandaan? Neuropsycholoog André Aleman geeft opheldering.
Prof. dr. André Aleman (1975) studeerde neuropsychologie en psychofysiologie aan de Universiteit Utrecht, waar hij onder andere onderzoek deed naar hallucinaties. In 2006 benoemde het Universitair Medisch Centrum Groningen hem tot hoogleraar cognitieve neuropsychiatrie. Daarnaast is hij onder meer directeur van het Groningse Cognitive Neuroscience Center en lid van de Gezondheidsraad. Eerder schreef hij het populair- wetenschappelijke boek Het seniorenbrein, dat in acht talen werd vertaald.
Het begon een jaar of wat geleden met een gesprek met een hoogleraar taalkunde. Die vertelde neuropsycholoog André Aleman dat kinderen helemaal niet makkelijker dan volwassenen een tweede taal leren, zoals iedereen altijd denkt. ‘Ik vond dat verbazingwekkend’, zegt Aleman, hoogleraar cognitieve neuropsychiatrie aan het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). ‘Ik had persoonlijk ervaren hoe snel kinderen een nieuwe taal oppikken. De conclusie leek me duidelijk: dat gaat ze gewoon makkelijk af. Maar toen ik me ging verdiepen in de wetenschap erachter, bleek dat inderdaad niet zo te zijn.’
Het bracht hem op het idee van het boek Wie is hier nou verward?, waarin hij tien misvattingen over hersenen en gedrag uit de wereld helpt. Want onjuiste ideeën over ons brein zijn er genoeg. Dat je slechts 10 procent van je hersencapaciteit zou gebruiken, bijvoorbeeld. ‘Een goed voorbeeld van een mythe die steeds terugkomt, maar wat echt een broodjeaapverhaal is’, aldus Aleman. ‘We gebruiken allemaal ons héle brein. Wel kun je verschillende netwerken in je brein trainen om effectiever te gaan werken. Je geheugen bijvoorbeeld.’
Een lange lijst van zulke misverstanden terugbrengen naar ‘slechts’ tien vond hij trouwens een hele opgave. ‘Ik had er ook vijftig kunnen bespreken. Maar om het boek een beetje behapbaar te houden, heb ik tien onderwerpen gekozen die ik zelf interessant vond en waar ik me de afgelopen jaren als wetenschapper persoonlijk in heb verdiept. Hopelijk zetten ze lezers aan het denken.’ André Aleman licht vier misvattingen toe.
- Misverstand 1: Kinderen leren een tweede taal veel gemakkelijker dan volwassenen.
- Misverstand 2: Sommige mensen leren en denken vooral met hun linker-, anderen vooral met hun rechterhersenhelft.
- Misverstand 3: Bijna-doodervaringen bewijzen dat het menselijk bewustzijn los van de hersenen kan bestaan.
- Misverstand 4: Mensen met een psychose zijn gevaarlijk.
Misverstand 1
Kinderen leren een tweede taal veel gemakkelijker dan volwassenen.
André Aleman: ‘Als kind heb ik tussen mijn twaalfde en mijn zestiende in Spanje gewoond. Na een jaar had ik de taal aardig onder de knie. Mijn ouders ging dat minder makkelijk af. Hoewel ze Spaans leerden lezen en verstaan, bleef spreken lastig. Niet verwonderlijk dus dat ik lang dacht dat een tweede taal leren kinderen minder moeite kost. Alleen klopt dat niet, bewijst de wetenschap. Onderzoek laat zien dat volwassenen meestal prima een nieuwe taal kunnen leren spreken, mits ze er voldoende tijd en energie in steken. Want daarin blijkt het grote verschil te zitten. Kinderen dompelen zich over het algemeen helemaal onder in een nieuwe taal.
Bovendien schamen ze zich minder om in een vreemde taal te brabbelen en fouten te maken. Wat verder helpt, is dat kinderen vaak een simpeler versie van een taal leren, met minder variatie in woordkeus en zinsbouw. Overigens is er wel enig bewijs dat kinderen de uitspraak van een taal sneller oppikken. Volwassenen daarentegen zijn weer beter in het toepassen van leer- strategieën en grammaticaregels. Experts gaan ervan uit dat je, jong of oud, met duizend uur oefenen een taal behoorlijk moet kunnen spreken. Voor een ‘moeilijke’ taal die ver van je moedertaal afstaat, zoals voor Nederlanders Chinees of Russisch, heb je vijfhonderd tot duizend uur extra nodig. Oftewel: met vier uur oefening per week kun je in tien jaar elke taal goed onder de knie krijgen. Op elke leeftijd.’
Misverstand 2
Sommige mensen leren en denken vooral met hun linker-, anderen vooral met hun rechterhersenhelft.
‘Logische denkers gebruiken vooral hun linkerhersenhelft, creatievelingen zijn ‘rechtsbreinig’, is de heersende opvatting. Spoiler alert: dat klopt niet. Zowel bij logische als bij creatieve processen zijn allebei je hersenhelften betrokken. Dat sommige mensen met name één hersenhelft zouden gebruiken, is helemaal onzin. Dan zouden creatievelingen bijvoorbeeld niet of nauwelijks kunnen praten – het taalcentrum zit links. En analytische mensen zouden geen gezichten herkennen, want dat vermogen zit vooral rechts. In een gezond brein werken de twee dus constant nauw samen, als een eenheid. Wel is het zo dat bij het verwerken van bepaalde informatie in verschillende mate een beroep wordt gedaan op de linker- of rechterhersenhelft. Die verschillen zijn echter klein, toont de wetenschap aan.
Een voorbeeld. Hoewel de rechterhersenhelft zeker een belangrijke rol heeft bij creativiteit, moet je de linker niet uitvlakken. Dat bleek uit een meta-analyse, waarin de resultaten van 34 hersenscanstudies werden vergeleken. Het ging om onderzoeken waarbij proefpersonen in een MRI-scanner creatieve taken moesten doen. Wat bleek? De linkerhersenhelft had hierbij juist een grotere rol dan de rechter. Een andere meta-analyse naar ‘visuele creativiteit’, actief bij bijvoorbeeld schilderkunst, liet zien dat ook hier de linkerhersenhelft vaak een rol speelt – zij het dat in de frontale hersenschors de rechterhelft wel meer betrokken was. Weer ander hersenonderzoek toonde aan dat je bij mensen in rust in een scanner geen links-rechts-verschil kunt ontdekken. En dus ook dat je personen niet simpelweg kunt indelen in ‘typisch linksbreinig’ of ‘typisch rechtsbreinig’. Conclusie: voor zowel creativiteit als logisch denken heb je beide hersenhelften nodig.’
Misverstand 3
Bijna-doodervaringen bewijzen dat het menselijk bewustzijn los van de hersenen kan bestaan.
‘Twintig procent van de patiënten die een hartstilstand overleeft, zegt een bijna-doodervaring te hebben gehad. Ze ervoeren bijvoorbeeld een gelukzalig gevoel en hadden het idee uit hun lichaam te treden of door een tunnel naar licht te reizen. Voor veel mensen is dit het ‘bewijs’ dat bewustzijn buiten het lichaam kan bestaan. De patiënten hadden immers een bewuste ervaring, terwijl ze dood waren, klinkt het dan. Maar feitelijk waren ze niet dood. Bepalen wanneer iemand daadwerkelijk is overleden, is minder makkelijk dan je op het eerste gezicht zou denken. Traditioneel stelt een arts de dood vast wanneer een patiënt meer dan twintig minuten geen hartslag en geen ademhaling meer heeft.
In de laatste decennia is echter duidelijk geworden dat, onder bepaalde omstandigheden, mensen soms langer dan twintig minuten zonder hartslag kunnen zijn en dan toch weer kunnen bijkomen. Dat is in dit verband extra belangrijk, omdat bij vrijwel alle gevallen van een bijna-doodervaring niet officieel was vastgesteld dat de persoon in kwestie was overleden. Het stervensproces was weliswaar ingezet, maar kon nog worden teruggedraaid. Zolang iemand niet echt dood is, leeft zijn brein ook nog. Maar de impact van een hartstilstand op het brein is wel groot. Zie het maar als een stad, waarin de stroom wijk voor wijk uitvalt. Hetzelfde gebeurt dan in de hersenen; de activiteit van miljoenen neuronen wordt stukje voor stukje onderbroken. Vandaar ook dat iemand buiten westen raakt en niet meer op vragen of prikkels reageert. Tegelijkertijd zijn de hersenen soms dus nog wel actief, zelfs als dat niet meer meetbaar is.
Voor de specifieke elementen van een bijna- doodervaring hebben onderzoekers goede verklaringen. Zulke verschijnselen komen immers ook onder andere omstandigheden voor, bijvoorbeeld bij drugsgebruik. Wetenschappers kunnen ze, met behulp van rechtstreekse hersen- stimulatie, soms zelfs opwekken. Neem de ervaring van een donkere tunnel met licht aan het einde. Doordat de bloeddruk bij een hartstilstand daalt, gaat er minder bloed en zuurstof naar het oog. Beetje bij beetje valt daardoor het zicht uit, te beginnen aan de randen. Het centrum van het oog blijft het langst helder, wat eruitziet als een tunnel met licht aan het eind.
Zo zijn er ook wetenschappelijke verklaringen voor bijvoorbeeld het gevoel uit het lichaam te treden of een film van het leven te zien. Veeg ik daarmee het idee van tafel dat er zoiets kan zijn als een ‘onstoffelijke ziel’? Helemaal niet. Of zoiets bestaat, is echter een geloofskwestie. Wetenschap is immers meten. En meten kunnen we alleen in de materiële wereld. Voor mij is de ziel de spirituele dimensie van een mens, al dan niet in relatie tot een god. Vanuit mijn eigen religieuze overtuiging geloof ik daar ook in. Maar wetenschappers kunnen de ziel niet feitelijk vaststellen.’
Misverstand 4
Mensen met een psychose zijn gevaarlijk.
Als je de media moet geloven, lijkt het alsof er in Nederland steeds meer ‘verwarde’ mensen rondlopen, en ook nog eens dat veel van hen agressief zijn. Allebei niet waar. Ter verduidelijking: van alle Nederlanders maakt jaarlijks zo’n 3 procent een psychose door. Van hen vertoont 6 procent agressief gedrag. Oftewel: 94 procent is niet agressief. Nog een feit: 2,1 procent van alle Nederlanders is één of meer keer slachtoffer geweest van een geweldsconflict. Zou je alle gevallen met een ‘verwarde’ dader daaruit halen, dan kom je op 1,99 procent.
Kortom: verreweg het meeste geweld heeft niets met verwarde personen te maken. Sterker: mensen met een ernstige psychiatrische stoornis worden juist vaker zelf het slachtoffer van geweld en uitbuiting. Twintig procent van hen heeft daarmee van doen gehad, blijkt uit een metastudie van de Rijksuniversiteit Groningen. Veel meer dus dan van de algemene bevolking. Kortom, logisch dat het onwennig aanvoelt als je in aanraking komt met iemand die verward is, maar je hoeft echt niet meteen bang te zijn voor je veiligheid.’
Eline de Boer
13-01-2023 om 09:09Mooi die verklaring van de bijna doodervaring
En of er een onstoffelijke, onsterfelijke ziek is, dat is m.i.een kwestie van geloof