Samen wonen in een mini samenleving
Steeds meer mensen willen samenwonen met vrienden, ouders of kinderen, of zelfs in een woongroep. Omdat dat gezellig en sociaal is, duurzaam, financieel aantrekkelijk en soms dé oplossing van het woningentekort. Vijf portretten.
Merel Pais Leeflang (40) is beleidsadviseur Jeugd bij de gemeente Lochem. ze is getrouwd met Ronny, met wie ze drie kinderen heeft; Indy (8), Rosa (5) en Sofia (1). Samen met haar zusje Anne (37), haar dochtertje Linde (3) en hun ouders Hans (69) en Jolande (68) betrokken ze vijfenhalf jaar geleden een boerderij in Geesteren.
‘Mijn zusje Anne zegt al sinds haar puberteit dat ze niet wil dat onze ouders in een bejaardentehuis terechtkomen. Door de jaren heen spraken we er weleens over, maar nooit serieus. Eenmaal zwanger van Indy kreeg ik een hechtere band met mijn moeder. Toen ik zwanger was van onze tweede dochter woonden we in Amsterdam en werd de meerwaarde van de stad steeds minder. Ik wenste onze kinderen ruimte en natuur toe. Ineens leek het mij ook heel mooi om als familie dichter bij elkaar te wonen. Onze ouders waren direct enthousiast, ook al betekende dit dat ze hun geliefde Den Haag moesten verruilen voor de provincie. Mijn vader zei tegen mij: “Laten we het nu doen, nu kunnen we nog gebruikmaken van elkaars kwaliteiten.”
Vijfenhalf jaar geleden verruilden wij Amsterdam voor een boerderij in Geesteren in Gelderland, met een enorme oprijlaan en twee hectare land. Mijn zusje woont in de voormalige schuur, mijn ouders wonen in het voorhuis van de boerderij en wij wonen met ons gezin in het achterhuis, de voormalige koeienstal. Iedereen heeft een eigen opgang. Het is bijzonder om zo samen te wonen. We hebben ons eigen leven, maar delen veel. De kinderen lopen voortdurend bij elkaar binnen.
Mijn ouders hebben de zolder opgeknapt, dat is nu een gezamenlijke multifunctionele ruimte waar workshops worden georganiseerd. Maar we keken er ook EK-wedstrijden op de beamer. Er is een logeerruimte ingericht, waar onze vrienden kunnen blijven slapen.
In de gezamenlijke moestuin werken we iedere vrijdag, samen met vrienden. De oogst wordt onderling verdeeld. Op het erf lopen schapen, kippen, konijnen, poezen, een hond en een eend. Die voeren we om beurten.
Natuurlijk zijn er weleens irritaties. Blijven communiceren is het belangrijkste. Ga je normaliter elkaar dan een poosje uit de weg, nu moet je de confrontatie wel aangaan, want je woont zo dicht bij elkaar. Onze band is daardoor hechter geworden, heel bijzonder. Al blijft het een avontuur. Maar het gaat al meer dan vijf jaar goed; juist door corona beseffen we dat we een mooie sprong hebben gemaakt. Liever hier in de natuur dan op driehoog in de stad,
Bram Giebels (40) is theatertechnicus. hij gaat samen met zijn vriendin Barbara (35) en hun dochter Luka (zeven maanden) begin 2023 wonen in het Bajesdorp, een nieuwbouwproject op de plek van de voormalige BijlmerBajes. Doel: een woon-werkbroedplaats.
‘De begane grond heeft een publieke functie, erboven komen drie verdiepingen waar de bewoners wonen en werken. Elke verdieping krijgt een centrale ontmoetingsruimte waar we samen kunnen koken. Er zit ook een openbare tuin bij het geheel, waar niet alleen wij gebruik van kunnen maken, maar ook anderen. Ik ben opgegroeid in een woongroep in Groningen. Met mijn ouders en broer woonden we in een gigantisch, oud schoolgebouw. Heerlijk was het daar.
Op mijn achttiende vertrok ik naar Amsterdam voor een opleiding tot theatertechnicus. Daar belandde ik eerst in het krakerscircuit, erna betrok ik een studentenflat, om in 2011 een eigen woongroep te vormen. Uiteindelijk ben ik daar in 2019 vertrokken om te gaan samenwonen met mijn vriendin Barbara. Nu woon ik voor het eerst in een huurhuis in de vrije sector. Een halfjaar geleden is onze dochter Luka geboren. We hebben het goed met zijn drieën, maar ik mis het gemeenschapsgevoel.
Daarom zijn we ingestapt in het Bajesdorp, het woongroepproject op de plek van de voormalige Bijlmerbajes.
Twee jaar terug is begonnen met de sloop van de cipierswoningen die zestien jaar lang gekraakt waren. In juli dit jaar ging de directeursvilla plat. Ons nieuwe ‘dorp’ wordt opgezet volgens het principe van de VrijCoop-constructie. Daarbij krijgt het pand twee eigenaren: de woningcoöperatie, bestaande uit alle huurders, en de vereniging VrijCoop. De coöperatie beslist alles zelf: welke huur we vragen, wie er komt te wonen en werken, en wat we doen met het pand.
De hypotheek wordt afgelost met de huur die we betalen. Het enige recht dat VrijCoop heeft, is eventuele verkoop van het pand blokkeren. Dit zorgt ervoor dat het pand in collectieve eigendom blijft en nooit op de huizenmarkt belandt. Daarnaast zijn er nog subsidies; een duurzaamheidssubsidie en een broedplaatssubsidie.
Ook loopt er een crowdlending-campagne; geïnteresseerden kopen voor
€ 250 een obligatie en alle leden brengen een renteloze lening van € 5000 in. Je hoeft je dus niet in te kopen maar je krijgt er, als je eruit stapt, ook niks voor terug.
Ik hoef geen dure auto of motor, ik wil saamhorigheid. Ik verheug me op straks weer eten met elkaar en samen de dag doornemen. Het beleven van het leven temidden van andere mensen – daar gaat het me om.’
Mireille Capiau (49) is communicatieadviseur bij de gemeente Amsterdam. ze droomde jarenlang over een sociaal duurzame wooncorporatie. Na een lange, hobbelige weg is haar zelfbouw-community wij_land op Centrumeiland in Amsterdam nu bijna een feit.
‘Aan het eind van dit jaar is mijn huis klaar. Ik kan het nauwelijks geloven. Vier jaar lang heb ik dag en nacht gewerkt om mijn plan te verwezenlijken. Er staat straks één duurzaam pand met 26 woningen, waar meer dan vijftig mensen gaan wonen.
Heel trots ben ik op de extra’s: een yogazaal, gastenverblijf, klusruimte, een daktuin van 200 m2 met een kas en een gezamenlijke ruimte die we kunnen verhuren. Alle plannen zijn ook nog binnen budget gerealiseerd!
Als zzp’er is het niet makkelijk om een huis te kopen. In 2013 fantaseerde ik over een sociaal duurzame wooncoöperatie. Met een gemêleerd gemeenschap, waar naast jonge creatieven ook gezinnen, alleenstaande ouders en ouderen kunnen wonen. En met diverse nationaliteiten natuurlijk. We wilden ons eigen voedsel verbouwen en ook de andere gezamenlijke ruimten zouden voor verbinding met elkaar moeten zorgen.
De gemeente Amsterdam liet weten dat er binnen afzienbare tijd kavels op Centrumeiland in IJburg zouden worden vergeven. Mensen vinden die mee wilden doen, was nog niet makkelijk; enthousiast zijn en daadwerkelijk instappen zijn verschillende dingen. Uiteindelijk lukte het om een groep potentiële bewoners samen te stellen. Ik praatte met allerlei specialisten, verdiepte me in duurzaam wonen, de financiering en risico’s van zelfbouw. En schreef een plan.
In 2017 kreeg ik op mijn verjaardag te horen dat we waren ingeloot en groen licht hadden. Nu ga ik ervoor, dacht ik. Ik nam de communicatie voor mijn rekening, het juridische en financiële werk. Daniel, een bevriende architect met wie ik het bestuur vorm, richtte zich samen met de architect die we hadden ingehuurd op het ontwerp van het pand en de bouw ervan. We schakelden daarnaast een advocaat in, een financieel adviseur en stelden een professioneel bouwteam samen.
Er volgden talloze overlegsessies en er werd flink gediscussieerd. Regelmatig moesten we concessies doen. Goedkoper beton, ander hout. Door corona ontstond ook nog paniek; mensen kregen hun hypotheek niet rond. Toen zaten we last minute met tien onverkochte huizen. Gelukkig sloten nieuwe geïnteresseerden zich aan bij wij_land en konden we verder. Hoe ik het het volgehouden? Door gewoon stug door te gaan. En te geloven dat iets kan als je het écht wilt.’
Sophie van Rijsse (30) is grafisch vormgever. ze is getrouwd met Tomas (33) met wie ze twee kinderen heeft, Timea (5) en Emine (1,5). Ze woont met vijf volwassenen en vijf kinderen in een christelijke woongemeenschap in Millinx, een multiculturele wijk in Rotterdam.
‘In onze individualistische maatschappij hebben we geleerd ons niet met elkaar te bemoeien. Maar naar mijn overtuiging maakt samen dingen delen en je uitspreken naar elkaar het leven mooier. Daarom woon ik al negen jaar met mijn gezin, vijf andere volwassen en vijf kinderen in een christelijke woongemeenschap in Millinx, een multiculturele wijk in Rotterdam.
Toen we hier eind 2012 kwamen wonen, was de verbouwing van het pand nog niet klaar. De single bewoners werden over de leefruimtes van de gezinnen verdeeld. Wel even wennen om met zo veel mensen dicht op elkaar te leven. In 2014 kon iedereen zijn eigen appartement betrekken.
Helemaal beneden, naast de gezamenlijke woonkamer, woont Dennis (43). Erboven op de eerste verdieping is het appartement van Pieter (42). Ernaast wonen Amber (33) en Menno (41) met hun dochtertje Anna (drie maanden) en met Tim (17), de oudste zoon van Menno. En om het weekend komt Sara (14) logeren, de andere dochter van Menno. Op de tweede verdieping woont Megin (31) met haar dochters Neni (6) en Yari (3). Het past allemaal nét.
Ons doel? Verbinding met elkaar aangaan, het geloof uitdiepen en vriendschappen opbouwen in de wijk. Op woensdagavond eten we met zijn allen en vaak schuiven er dan ook mensen uit de buurt aan. Het is méér dan wonen, het gaat om van betekenis zijn voor elkaar. De verbouwing hebben we samen gedaan, we pakken elkaars pakketjes aan, helpen elkaar bij het monteren van meubels en wie er behoefte aan heeft, kan samen bidden.
Je leert over jezelf en van de anderen door naar elkaar te kijken. Je ziet hoe iemand anders zijn kinderen opvoedt bijvoorbeeld. En als ik even de deur uit moet, leg ik de babyfoon bij een medebewoner.
Wat ik geleerd heb? Dat ik mijn grenzen beter moet aangeven. Zo woonde er een poosje iemand bij ons die regelmatig irritatie opwekte bij mij en ook bij de anderen. In plaats van dat te zeggen, ging ik haar ontwijken. Uiteindelijk liep het uit de hand en is die persoon vertrokken. Nu weten we dat als er iets is, je dat direct moet aangeven. Daar heeft een ander ook wat aan.’
Coen Germeraad (45 is architect. hij woont samen met zijn vriendin Sabina (40), kinderen Stan (16), Wout (13) en Ted (4) plus zijn ouders Hans (71) en Agnes (67) in een voormalige dorpsschool.
‘Een jaar of vijftien geleden kreeg mijn vader de diagnose Parkinson. We raakten met zijn allen in gesprek over hoe fantastisch het zou zijn als we een plek zouden hebben waar we op een avontuurlijke manier konden samenwonen. Ook met het oog op het moment waarop de gezondheid van mijn vader verder achteruit zou gaan. Ik vind het belangrijk dat mijn ouders zo lang mogelijk samen kunnen blijven wonen.
Uiteindelijk vonden we in Roderwolde, het meest noordelijke puntje van Drenthe, een prachtige dorpsschool uit 1871. Met een groot schoolplein en een stuk grond eromheen. Inmiddels zitten we in een grootscheepse verbouwing. Die is voorlopig nog lang niet afgerond, omdat we het meeste werk zelf doen. En er moet natuurlijk ook nog gewerkt worden.
Gelukkig is het pand ruim genoeg, zodat het woonplezier voorop staat en we nooit het gevoel hebben in een bouwput te wonen. Onlangs zijn mijn ouders en wij van lokaal gewisseld. Nu wonen zij voor in de school, zodat hun omgeving wat compacter is en daardoor makkelijker schoon te houden.
Ook hebben ze nu meer contact met het dorp. En wij zitten met ons gezin in het grootste lokaal achterin. Ook ons kantoor is in de school gevestigd. We delen met zijn allen de gemeenschappelijke gang en zien elkaar dus dagelijks bij het naar binnen en buiten gaan. Maar het betekent niet dat we elkaar dan ook spreken, daar maken we aparte afspraken voor.
Eens in de twee weken eten wij met ons gezin bij mijn ouders. Dat is niet alleen praktisch, maar vooral heel gezellig. Verder organiseren we regelmatig klusweekenden. Terwijl wij met een groep vrienden en familie klussen in huis, verzorgen mijn ouders de catering. Hoewel het idyllisch klinkt, horen we toch ook veel verbaasde geluiden. ‘Goh, dat moet je toch niet willen, met je ouders onder een dak.’ Dat begrijp ik wel. Want het is fijn om goed contact met je ouders te hebben, maar met elkaar wonen is iets anders. Ons bevalt het goed, we hebben een manier gevonden om genoeg afstand te bewaren. En als het nodig is, zijn we er voor elkaar.’