De schuld van je ouders
Worden gevoelens als: ‘ik doe er niet toe’, ‘ik hoor er niet bij’ en ‘ik kan het niet’ altijd bepaald door wat ons in het gezin van herkomst overkomt?

In de psychologie staan gezinnen om twee redenen bekend: ze kunnen je leven verpesten en ze kunnen je leven redden. Om met dat laatste te beginnen: de steun van familie en vrienden is onontbeerlijk om tegenslag te verwerken. Of je nu financieel, emotioneel of psychisch aan de grond zit, zonder naastbetrokkenen die een handje helpen, is de kans dat je er weer bovenop komt veel kleiner. In de praktijk zijn het vaak de leden van het kerngezin – je moeder, je vader en je broers en zussen – op wie je het meest kunt bouwen. Ze lenen je voor de zoveelste keer geld, geven je een plek om te slapen en praten opbeurend op je in totdat je er weer tegen kunt. Maar er is een schaduwzijde. Want het kan ook juist je gezin van herkomst zijn dat je in de problemen brengt. Broers en zussen kunnen je pesten. Vaders en moeders kunnen je negeren, verwaarlozen of verlaten. De stempels die naastbetrokkenen op je drukken als je nog maar klein en hulpeloos bent, zijn later moeilijk uit te wissen. Dit is de reden dat psychologen en psychiaters ook naar het gezin kijken als broedplaats van mentale malheur.
Of je je ooit veilig kunt voelen bij een ander wordt bepaald door de relatie met je ouders als je klein bent
Sigmund Freud en John Bowlby
Het begon met de beroemde zenuwarts Sigmund Freud (1856-1939), die vond dat alle psychische klachten zijn te herleiden tot gebeurtenissen uit de eerste vier jaren van een mensenleven. Als je persoonlijkheid, inclusief nare trekjes en weeffouten, voor je vierde levensjaar wordt gevormd, heeft het gezin waarin je opgroeit daar vanzelf een groot aandeel in. Dit is ook het centrale idee van de hechtingstheorie van John Bowlby (1907-1990). Deze Britse psychiater ontdekte dat de manier waarop je als volwassene relaties aangaat in je prilste jeugd wordt vastgelegd. Of je je ooit veilig kunt voelen bij een ander wordt bepaald door de relatie met je ouders als je klein bent. Zelfs in de moderne psychologie geldt de regel: jong geleerd, oud gedaan. Als je als kind het pispaaltje was, blijf je je altijd een beetje zo voelen. Als je ouders je overmatig veel beschermden, blijf je je leven lang bang. En het zijn niet alleen psychologen die zo denken. De psychologische kennis die in ruim een eeuw is vergaard, is tegenwoordig gemeengoed. We geven allemaal onze ouders de schuld als er iets misgaat. Is dat terecht? Wordt ons hele leven al bepaald voordat we ‘papa en mama’ leren schrijven?
Cecile leerde: het gaat niet om mij
Mijn cliënt Cecile groeide op als de enige dochter van voortdurend ruziënde ouders. Haar moeder had een drukke baan en was meestal niet thuis. Haar vader was dat wel, omdat hij als arbeidsongeschikte niet kon werken. Desalniettemin liet hij de zorg voor Cecile over aan een bonte stoet au pairs. Op haar twaalfde betrapte Cecile haar vader met een van hen in bed. Ze besprak dit met niemand. Ondertussen zorgde het drankgebruik van haar vader steeds vaker voor aanvaringen met haar moeder. Op een dag liep een ruzie zo hoog op dat ze elkaar te lijf dreigden te gaan. Cecile wierp zich krijsend op de grond, waarna de ruzie eindigde. Zo leerde Cecile een paar dingen die haar latere leven zouden bepalen. Zoals: het gaat hier niet om mij. Papa en mama zijn vooral met zichzelf bezig en papa houdt meer van het kindermeisje dan van mij. Haar ouders gaven haar weinig aandacht en dit gedrag kopieerde Cecile, zoals kinderen doen. In plaats van op zichzelf richtte ze de aandacht op andere mensen, haar ouders voorop. Cecile werd vredestichter in hun huwelijk, vooral door hen af te leiden met woedeaanvallen en periodes waarin ze weinig tot niets at. ‘Het gaat niet om mij’ is een gevoel dat veel mensen overhouden aan de situatie in hun gezin van herkomst. Elke psychotherapeut komt zulke mensen tegen in de praktijk. Andere gevoelens die veel voorbijkomen zijn: ‘ik doe er niet toe’, ‘ik hoor er niet bij’ en ‘ik kan het niet’. Zulke vormen van zelfafwijzing bepalen hoe je in het leven staat en hoe je relaties aangaat, of het nou liefdes, vriendschappen of de relatie met collega’s betreft.
Psychotherapie helpt. Je kunt leren dat je ertoe doet – ook als je ouders je vroeger hebben genegeerd
Opgroeien met het idee dat je belangrijk bent
Natuurlijk, het is ook weer niet zo dat iedereen alleen maar negatieve gevoelens overhoudt aan zijn jeugd. Er zijn genoeg mensen die opgroeien met het gevoel dat ze belangrijk zijn, erbij horen en het leven aankunnen. En ja, er zijn ook mensen die zich een prins of een prinses wanen, of die zich voortdurend een slachtoffer voelen dat door iedereen moet worden ontzien. Hoe het ook zij, niemand betwijfelt dat het gezin waar je uitkomt je vormt als persoon. Maar dit is niet het hele verhaal. Er zijn drie belangrijke opmerkingen te maken bij het idee dat in je jeugd alles voorgoed wordt vastgelegd.
Drie belangrijke punten
1Het houdt niet op na je vierde jaar.
Mary Ainsworth, de belangrijkste assistent van John Bowlby, ontdekte dat je ook na je vierde levensjaar nog kunt veranderen van hechtingsstijl. Als je als volwassene een ongelukkige liefde hebt beleefd, zul je bijvoorbeeld voorzichtiger zijn in latere relaties, ongeacht de hechtingsstijl die je hebt geleerd in je gezin van herkomst.
2De invloed van het kerngezin wordt overschat.
Sociologen dachten lang dat de invloed van de hele familie sinds de industriële revolutie begon af te nemen. Maar historisch-antropologisch onderzoek heeft inmiddels aangetoond dat het gezin sinds de vijftiende eeuw eigenlijk maar weinig is veranderd. Kinderen hebben last van en baat bij hun ouders, maar ze staan ook onder invloed van andere mensen, zoals verstandige opa’s, bijdehante neefjes en bezorgde tantes.
3Psychotherapie helpt.
Karrenvrachten aan onderzoeksgegevens laten zien dat je de zelfafwijzing uit je jeugd kunt bijstellen. Je kunt leren dat je ertoe doet als je ouders je hebben genegeerd en je kunt gaan voelen dat je best iets kunt, ook als je heel je jeugd hebt gehoord dat je faalt.
Cecile was zo lang gewend om zich op anderen te richten dat ze niet kon voelen wat ze zelf wilde
Benoem je gevoelens en wensen
Cecile bleef last hebben van woedeaanvallen. Inmiddels maakten die haar huwelijk tot een hel. We ontdekken al snel dat deze aanvallen een overblijfsel zijn uit haar kindertijd. Woede was de enige manier waarop ze aandacht kon opeisen. Als ze dit inziet, besluit Cecile om te proberen op gezondere manieren aandacht te vragen van haar man, bijvoorbeeld door er gewoon om te vragen. De zelfafwijzing uit haar jeugd is lastiger om aan te pakken. Doordat Cecile zo lang gewend is geweest om zich op anderen te richten – zo is ze gaan werken als verpleegkundige – is het moeilijk voor haar om te kunnen en mogen voelen wat ze zelf wil. Langzaamaan leert ze om gevoelens te benoemen en wensen te uiten, thuis en op haar werk. Als Cecile aan een cursus creatief schrijven begint, ontdekt ze hoe ze haar eigen gedachten en gevoelens kan ervaren en hoe ze deze kan uiten. Voor het eerst van haar leven merkt ze hoe fijn het is als het soms even alleen om haar draait. Het kroonstuk op Ceciles behandeling komt met het bespreken van het giftige geheim in haar leven, de affaires die haar vader met de kindermeisjes had. Zulke geheimen komen veel voor. Ze zijn giftig omdat ze niet alleen de relatie met je ouders compliceren, maar ook het verhaal van je eigen leven.
Ook leraren en de ouders van vriendjes bepalen wat voor volwassenen je kinderen later worden
Geheimen slaan gaten in het verhaal
We vertellen verhalen, ‘narratieven’ noemen wetenschappers dat, aan elkaar en aan onszelf. Familieverhalen verklaren waar we vandaan komen en dus wie we zijn. De Amerikaanse hoogleraar Harold L. Goodall ( 1952-2012) noemde de mens daarom zelfs homo narrans. De vertellende mens. Een goed verteld verhaal geeft een gevoel van vervulling en dat moeten we missen als er door geheimen gaten in het narratief ontstaan. Cecile vond die vervulling nadat ze haar bejaarde vader had geconfronteerd met het geheim uit haar jeugd. Hij bekende zijn eigen schaamte en schuldgevoelens, zowel over het vreemdgaan als over het gebrekkige huwelijk met Ceciles inmiddels overleden moeder. Door dit gesprek kon Cecile haar afstandelijke houding in haar eigen huwelijk beter begrijpen en veranderen.
Zo heeft je gezin van herkomst jou bepaald
-
Ga er even voor zitten met pen en papier. Schrijf de namen van je ouders en broers en zussen onder elkaar op. Beschrijf in steekwoorden welk stempel elk van deze personen op je heeft gedrukt.
-
Vragen die je helpen om dit te doen zijn: wat heb ik geleerd van deze persoon? Hoe heb ik me gedragen ten opzichte van hem of haar? Wat was de belangrijkste, symbolische gebeurtenis uit ons leven samen?
-
Eindig met het antwoord op de vraag: welke eigenschap die ik toen heb geleerd, draag ik nog steeds met me mee?
-
Dit is het stempel dat de ander op je heeft gedrukt. Zulke stempels kun je koesteren en je kunt er dankbaar voor zijn. Of je kunt ze veranderen als dat nodig is.
Kun je het zelf beter doen dan je ouders?
Voor een deel kun je het beter doen dan je ouders. Maar het is onmogelijk om te voorkomen dat je kinderen een vorm van zelfafwijzing oplopen. Als je ze leert om niet de straat op te rennen of om hard te praten aan tafel keur je hun natuurlijke gedrag af. Deze houding verinnerlijken de meeste kinderen als een vorm van zelfafwijzing: wat ik wil doen, dat kan niet. Bovendien ben je niet de enige die invloed uitoefent op je kinderen. Andere familieleden, maar ook leraren en bijvoorbeeld de ouders van vriendjes bepalen wat voor volwassenen je kinderen later worden. Wat je wel kunt doen is je kinderen leren om met zelfafwijzing om te gaan. Daarvoor is het nodig dat je hun eerlijk vertelt hoe je dat zelf doet: je accepteert dat je geen supermens bent, maar je hoeft jezelf daarom nog niet de grond in te trappen. Je leert je kinderen, kortom, om bescheiden te blijven én in zichzelf te geloven. Want dat doe je zelf toch ook?
E Standaert
06-08-2021 om 15:15Mijn ouders hadden een slecht huwelijk. Mijn moeder had een hechte band met mijn oudere broer, die tijdens de oorlog is geboren. Ik leek op mijn vader en voelde me meer aangetrokken tot hem. Toch weerde ik zijn hand af toen hij me over de bol aaide - omdat mijn moeder keek.
Toen ik een jaar of vijf-zes was, gingen we op vakantie. Mijn ouders duwden hun fietsen door het duinzand, waarbij mijn oudere broer mijn moeder hielp. Mijn vaders fiets was beladen met spullen en proviand, maar ik durfde hem niet te helpen omdat ik wist dat dat de tweedeling in ons gezin zou bevestigen. Met pijn in mijn hart liet ik hem zwoegen.
Ik ben nooit getrouwd. Ik wist hoe het niet moest maar niet hoe het wel moest.