Vlinders zijn zonaanbidders
De gehakkelde aurelia, de dagpauwoog en het klein koolwitje. Alleen om hun namen hou je al van vlinders. En ook omdat je weet dat ze een race tegen de klok aan het fladderen zijn, want hun leven is een kwestie van dagen.
Als de kleine vos en de citroenvlinder er eenmaal zijn dan gaat het hard. Niet lang daarna volgen de dagpauwoog en de gehakkelde aurelia, en dan zie je voor je het weet ook het bont zandoogje, het boomblauwtje, het klein koolwitje en het groentje. In de loop van april wordt de kans groter om de grootste Nederlandse vlinder te zien: de koninginnenpage. De eerste keer dat ik deze, inderdaad majestueuze vlinder zag, in Limburg op de Bemelerberg, begreep ik opeens waarom sommige mensen een passie voor vlinders opvatten.
Het voordeel van vlinders kijken is dat de collectie vrij overzichtelijk is. In Nederland zijn er 53 dagvlinders, ruim de helft daarvan is zeldzaam tot zeer zeldzaam, de andere helft vrij algemeen; zonder al te veel moeite zijn er in het seizoen minstens twintig verschillende vlinders te zien.
Het gaat al jaren slecht met vlinders, 17 soorten zijn er in de laatste twintig jaar uitgestorven in Nederland. Dat heeft vooral te maken met verdwijnen van wilde planten (‘onkruid’) op het platteland, vanwege monocultuur, kunstmest en bestrijdingsmiddelen.
De meeste vlindersoorten vind je tegenwoordig in natuurgebieden, of in bloemrijke tuinen. Zeldzaamheid heeft ook te maken met de kieskeurigheid van veel vlinders. Veel soorten zijn afhankelijk van één specifieke waardplant. Dat is de plant waarin vlinders hun eitjes leggen, omdat ze weten dat dit de enige plant is waar de rups van eet. Zo houdt de rups van de koninginnenpage alleen van wortelloof als waardplant.
Rupsen van de kleine vos, dagpauwoog, landkaartje en atalanta leven uitsluitend van de grote brandnetel. Waar de waardplant het ‘thuis’ is van de vlinder is de nectarplant de ‘kroeg’. En de ene vlinder is ook kieskeuriger dan de andere als het gaat om nectarplanten. Maar een aantal plantensoorten is heel erg populair. De vlinderstruik vooral, maar ook lavendel, hemelsleutel, herfstaster, koninginnenkruid en enkelbloemige afrikaantjes en klimop. Atalanta’s en dagpauwogen zijn dol op rottend fruit. En laat die paar brandnetels in je tuin vooral staan, het is een ideale waardplant.
Het hoogtepunt van het vlinderseizoen ligt in juli – dan vliegen de meeste soorten. In de loop van april is er ook al een mooi hoogtepunt; dan gaat het oranjetipje vliegen, een mooie, witte vlinder met een opvallend oranje stipje. Het oranjetipje wordt ook wel de koninginnedagvlinder genoemd, omdat hij doorgaans volop gaat vliegen rond Koninginnedag, en vanwege dat oranje stipje dus.
Twee jaar geleden ging ik speciaal op zoek naar de eerste oranjetipjes van het jaar. Ik liep in ’t Ham, een natuurgebiedje bij Horst aan de Maas met een aantal ideale vlinderveldjes; schraal en bloemrijk, met veel beschutting, met overwinteringsmogelijkheden voor rupsen aan de bosranden, en met in potentie veel zon. Het was een iets te koude, half bewolkte dag met veel wind, maar uiteindelijk gebeurde het toch. Na een uur brak de zon door, de wind ging wat liggen, en opeens vlogen er tientallen oranjetipjes tegelijk. Hun race tegen de klok was begonnen, en mijn missie was geslaagd.