Irrationele angsten aanpakken
Psycholoog Merel Kindt pakt irrationele angsten aan met een wonderbaarlijke methode. Mensen worden geconfronteerd met datgene waarvoor ze zo bang zijn, pal erna krijgen ze een bètablokker. En het werkt: 83 procent van de cliënten is na behandeling verlost van hun angst.
Merel Kindt (1967) is hoogleraar experimentele klinische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en oprichter van Kindt Clinics, waar ze met haar team angst, fobieën en PTSS behandelt via de memory reconsolidation-methode (Memrec). Om haar cliënten goed te kunnen bijstaan heeft ze zelf een Memrec-sessie ondergaan, zodat ze slangen durft te aaien. Ze is getrouwd en heeft drie kinderen.
Doodsbang voor spinnen? Niet naar buiten durven vanwege een panische angst voor honden? Beschaamd thuiszitten omdat je je vanwege prikangst niet durft te laten vaccineren? Merel Kindt, hoogleraar experimentele psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, kijkt er niet van op. Ze ziet mensen met dit soort angsten haast dagelijks voorbijkomen. ‘Een grote irrationele angst of fobie kan behoorlijk invaliderend zijn’, weet ze. ‘Over een fobie voor honden of spinnen wordt vaak een beetje denigrerend gedaan – wat stelt dat nou voor? Maar mensen kunnen er echt veel last van hebben. Ze kunnen niet naar hun werk, durven niet op vakantie. Ze weten zelf heus wel dat hun angst irrationeel is, maar toch zijn ze bang. En je krijgt die angst niet weg door erover te praten.’
Daarom veerde ze op toen ze, jaren geleden alweer, in een wetenschappelijk tijdschrift las over neurowetenschappelijk onderzoek bij dieren, waarbij angsten voorgoed werden weggenomen. Dit is revolutionair, besefte ze. Wat als dat ook bij mensen gedaan zou kunnen worden? Haar aanvraag om hier met een team onderzoek naar te doen, werd gehonoreerd. Het resultaat is de door haar ontwikkelde Memrec-methode, waarmee ze sinds 2018 in haar eigen kliniek in Amsterdam, Kindt Clinics, mensen behandelt met goed op te roepen onnodige angsten en fobieën. Met succes: na de kortdurende, door de verzekering vergoede behandeling is zo’n 83 procent van de cliënten van hun angsten verlost.
‘Het is een andere manier van naar angsten kijken, namelijk via het geheugen’, vertelt Merel Kindt in haar kliniek. ‘Geheugen associëren we vaak met dingen die je je kunt herinneren: verhalen, gebeurtenissen. Maar het grootste deel van ons gedrag is óók geheugen. We herinneren ons hoe we moeten lopen, hoe gevaar eruitziet. Dat is handig: als je eenmaal weet dat vuur heet is, hoef je niet iedere keer je hand te verbranden. Die kennis moet daarom snel geleerd en goed vastgehouden worden: de geheugensporen in de hersenen die zo worden aangemaakt zijn diep. Dat is geweldig, tenzij het gaat over een irrationele angst. Daar heb je datzelfde diepe geheugenspoor, maar zonder de voordelen daarvan. Met de Memrec-methode proberen we in te grijpen op dat spoor door het geheugen van die angst aan te pakken. Memrec staat voor memory reconsolidation.’
Is er dan ook een geheugenspoor voor iets dat je nog nooit hebt meegemaakt, zoals dat vaak het geval is bij een irrationele angst?
‘Ja. Een geheugenspoor ontstaat deels door ervaringen, maar kan ook ontstaan doordat je over een traumatische ervaring van iemand anders hoort of iets ziet dat indruk maakt. Sommige mensen hoeven maar een keer iemand erg te zien schrikken van een spin om zo’n angstgeheugenspoor aan te maken en voortaan in paniek te raken als ze zelf een spin zien. Het kan ook zijn dat je al een beetje angstig voor iets bent, voor prikken bijvoorbeeld, en dat daar niet goed op wordt gereageerd als je een prik krijgt, wat helaas nog vaak gebeurt. Dan kan die angst uitgroeien tot een fobie. Maar zo’n directe aanleiding is er lang niet altijd.’
Wat kun je als psycholoog aan zulke angsten doen?
‘Je kunt nieuwe geheugensporen aanleggen door mensen langdurig bloot te stellen aan datgene waarvoor ze bang zijn en ze te laten zien dat daar geen reden voor is. Zo wordt er een nieuw geheugenspoor aangelegd, naast het oude. Dat werkt, maar na verloop van tijd komt de angst vaak toch weer terug, omdat het oorspronkelijke angstspoor in de hersenen intact is gebleven. Met de Memrec-methode grijpen we in op het oude spoor, dat we proberen te verzwakken. Of het echt weg is, kunnen we bij mensen nog niet bewijzen, bij dieren lijkt het wel het geval te zijn. Maar het spoor wordt wel dusdanig verzwakt dat je er geen last meer van hebt.’
Hoe doe je dat?
‘Tijdens de behandeling wordt het angstige geheugenspoor opengezet door mensen te confronteren met hetgene waarvoor ze zo bang zijn. Op dat moment vinden er in de hersenen allerlei neurobiologische processen plaats, waaronder eiwitsynthese, om dat spoor te behouden. Maar je kunt die eiwitsynthese blokkeren door meteen na de confrontatie eenmalig propranolol, een gewone bètablokker, in te nemen. Dan wordt het spoor onderbroken en werkt het niet meer.’
Zo simpel is het dus? Een confrontatie met de angst, een bètablokker en klaar?
‘Die reactie kregen we vaak toen we over onze bevindingen gingen vertellen in de media: dat kan ik dus ook zelf thuis doen? Nee, dat kan niet. Het probleem is de blootstelling. Je angst is op het moment dat het erop aankomt vaak sterker dan je wil om er vanaf te komen. Het lukt niet zonder goede begeleiding.’
Hoe doe je dat goed?
‘Door de cliënten te steunen en te motiveren. We blijven erbij, we dwingen mensen tot niks, stoppen kan altijd, maar tijdens het blootstellingsproces proberen we ze wel over te halen om het even vol te houden. Na het innemen van de bètablokker blijven cliënten even hier, zodat we zeker weten dat alles goed gaat. Een dag of een paar dagen later komen ze terug om te testen of het heeft gewerkt. De propranolol is dan overigens allang uit het lichaam. Die check is heel belangrijk voor het succes van de therapie. Wij pakken hierbij het lichamelijke deel van de angst aan en minder het cognitieve stuk, dat ook heel belangrijk is: het idee dat je van jezelf hebt als iemand met een fobie. Dat kan een deel van je identiteit zijn geworden en het kost tijd om van identiteit te veranderen. Om mensen daarbij te helpen maken we van het testen vaak filmpjes of foto’s, zodat ze daar thuis naar kunnen kijken en delen met belangrijke anderen: kijk, het is echt, ik aai een hond!
Het is heel bijzonder om te zien wat het verdwijnen van hun angst bij mensen losmaakt. Ik heb mijn leven weer terug, krijgen we vaak te horen. Een vrouw met prikangst vertelde dat ze er altijd mee bezig was geweest. Ook als ze gewoon in de auto ergens naartoe reed, dacht ze: als ik maar geen ongeluk krijg, want dan moet ik naar het ziekenhuis en dat durf ik niet. En nu kon ze zich zonder problemen laten vaccineren.’
Wat voor een angsten komen er voorbij?
‘Vanwege de pandemie zien we de laatste jaren veel prikangst. Na corona zijn er ook meer mensen met een hondenfobie, omdat je sinds die tijd meer honden op straat ziet. Angst voor spinnen en andere insecten komt ook veel voor, net als hoogtevrees en claustrofobie – paniek bij het autorijden, in de lift, in het openbaar vervoer. Mensen zijn bang om een paniekaanval te krijgen in het vliegtuig of in de trein, in de auto op de snelweg. Uiteindelijk gaat het bij fobieën altijd om onvoorspelbaarheid en oncontroleerbaarheid.’
Hoe stel je mensen bloot aan hun specifieke angsten?
‘Dat doet we heel concreet. Voor claustrofobie staan we met cliënten in onze lift die we tussen twee etages stil kunnen zetten. We hebben hier spinnen, er is iemand met honden die langskomt voor sessies, muizen en ratten halen we op bij een winkel voor exotische dieren. Met mensen met hoogtevrees gaan we het dak op. We verzinnen van alles: voor iemand die bang was voor diep, donker water heb ik mijn zoon ingeschakeld en zijn we met een bootje naar de Nieuwe Meer gevaren. Het heeft soms dus wel wat voeten in de aarde.’
Je bent nu hoogleraar én ondernemer. Hoe bevalt dat?
‘Heel goed. De wisselwerking is mooi: als we iets ontdekken in het onderzoek kan ik het hier in de kliniek toepassen, maar andersom zie ik hier soms dingen die iets toevoegen aan mijn wetenschappelijk onderzoek. We hebben bijvoorbeeld meer vrouwelijke cliënten dan mannelijke, behalve als het om de behandeling van hoogtevrees gaat: daar is de man-vrouwverhouding precies andersom. Waarom hebben zo veel hoogopgeleide mannen hoogtevrees? Daar wil ik meer van weten.’
Is er kans dat je de wetenschap vaarwel zegt en je helemaal aan de kliniek gaat wijden?
‘Voorlopig niet. Ik houd van de wetenschap en ben er nog lang niet klaar mee. Ik heb altijd via de wetenschap de ggz (geestelijke gezondheidszorg) willen veranderen, maar ik zie nu wel in dat je via de praktijk misschien meer kunt bereiken. De ggz is totaal vastgelopen: er zijn overal lange wachtlijsten, instellingen gaan over de kop, verzekeringsmaatschappijen hebben te veel invloed op de kwaliteit van de zorg, de bureaucratie is uit de hand gelopen. Als zorgverleners moeten we tijd schrijven, terwijl dat haaks staat op het werk dat we doen. De ggz is geen fabriek, we draaien geen productie. Dit alles is funest voor het werkplezier van mensen in de ggz.
Hulpverleners kunnen niet voldoende tijd aan hun cliënten besteden omdat ze zo druk zijn met alle protocollen en administratie. Dan verlies je waar het bij dit mooie, zware werk uiteindelijk over gaat: betekenis- geving. Een van de redenen waarom ik de kliniek ben begonnen, is dat ik zo de Memrec-methode kan uitrollen op de manier waarop het volgens mij zou moeten: met veel aandacht voor de cliënten. We nemen hier de tijd om met cliënten in een lift te staan of met een bootje een meer op te varen. Het is een dure manier van werken, maar daar zou in de ggz veel meer ruimte voor moeten zijn. Ik ben ervan overtuigd dat het loont.’