Het vrouwenbrein ontrafeld
Vrouwen hebben kleinere hersenen dan mannen. Toch zijn ze even slim. Hoe komt dat? Hoogleraar psychiatrie Iris Sommer ontrafelde het vrouwenbrein, journalist Wilma Hoeflaken interviewt haar.
Kleinere hersenen, maar toch even slim. Is dat bijzonder?
‘In de biologie is dat uniek. Er is een relatie tussen de grootte van het brein en het IQ. De hersenen van vrouwen zijn kleiner dan die van mannen. Mannen zijn gemiddeld groter dan vrouwen. Je zou kunnen denken dat het mannenbrein daarom ook groter is. Maar zelfs als je corrigeert voor lichaamslengte en gewicht is het vrouwenbrein een stuk kleiner dan het mannenbrein. Toch doet het gemiddelde IQ van vrouwen niet onder voor dat van mannen.’
Hoe komt dat?
‘Vrouwen hebben minder hersencellen, maar die cellen maken meer verbindingen met andere cellen. Het netwerk is dus groter. Ook zijn de lagen hersencellen bij vrouwen compacter opgevouwen, dus ze nemen minder plek in. Maar het belangrijkste verschil is de stofwisseling in de hersenen. Die is bij vrouwen een stuk sneller. Dat scheelt 15 procent. Dat is echt veel. Vrouwenhersenen zijn kleiner, maar ze werken harder. Hoogleraar neurobiologie Dick Swaab maakt de vergelijking met Amerikaanse en Europese auto’s. Amerikaanse auto’s zijn groter, maar ze rijden niet harder en ze gaan ook niet langer mee.’
Waarom wilde je meer weten over het vrouwenbrein?
‘In mijn werk doe ik onderzoek naar hersenaandoeningen. Ik zie veel MRI-scans van hersenen en de verschillen tussen mannen- en vrouwenhersenen vielen me op. Die verschillen waren groot. Ik wilde uitzoeken hoe dat zat. Een andere drijfveer is dat ik, lang geleden al, onderzoek deed naar transgenders, mensen die van geslacht veranderen. Ik mocht interviews en tests afnemen voor en na de behandeling met geslachtshormonen. Behandeling met hormonen had invloed op bijvoorbeeld het temperament. Door die ervaringen wilde ik hier dieper induiken.’
Leiden de verschillen in onze hersenen tot een andere manier van denken?
‘De verschillen in het denkvermogen zijn niet zo groot. Het meest uitgesproken verschil zit in het ruimtelijk voorstellingsvermogen, het ruimtelijk inzicht dus. Dat is bij mannen gemiddeld iets groter. Verder hebben mannen gemiddeld een iets snellere reactietijd. Vrouwen scoren iets beter op het gebied van vloeiend en snel spreken.
Er werd altijd gezegd dat dat komt doordat taal bij vrouwen door beide hersenhelften wordt aangestuurd en bij mannen alleen door de linkerhersenhelft. Daar heb ik onderzoek naar gedaan in mijn promotietijd: die theorie houdt geen stand. Ook is er verschil in emoties herkennen. Vrouwen zijn beter in het herkennen van negatieve emoties, mannen zijn beter in het herkennen van positieve emoties. Maar die verschillen zijn heel bescheiden.’
U schrijft dat de invloed van hormonen op ons gedrag groter is.
‘Hormonen worden afgegeven in het bloed en hebben invloed op weefsel en cellen en zeker ook op de hersenen. Er zijn piekmomenten, waarop de hoeveelheid geslachtshormonen extra hoog is. De eerste piek is er al voor de geboorte. Dat weten we doordat er veel vruchtwaterpuncties worden gedaan voor onderzoek aan het ongeboren kind.
Er wordt ook onderzoek gedaan naar hormoonspiegels in dat vruchtwater. Door een hogere of lagere testosteronspiegel gaan de hersenen een bepaalde richting op. Dat heeft invloed op de interesses die jongens en meisjes als kind en later als volwassene ontwikkelen. De tweede piek in de afgifte van hormonen is drie maanden na de geboorte. De derde piek is de duidelijkste. Die is in de puberteit. Die pieken hebben steeds effect op de hersenen.’
Wat doen die hormonen?
‘Het mannelijke geslachtshormoon testosteron zorgt ervoor dat bepaalde neurotransmitters – de boodschapperstoffen die informatie overbrengen van de ene hersencel naar de andere –, in dit geval dopamine, extra hard gaan werken. Dopamine is de stof die zorgt dat je plezier en beloning kunt ervaren en daarnaar doet verlangen. Dat kan ervoor zorgen dat je wat meer een thrillseeker wordt, dat je meer op zoek gaat naar genot.
Het vrouwelijke geslachtshormoon oestrogeen heeft een remmend effect op diezelfde boodschapperstof. Dat maakt vrouwen gemiddeld minder impulsief. Vrouwen belanden daardoor minder vaak in de criminaliteit en ook alcohol- en drugsmisbruik komt bij hen minder vaak voor. Vrouwen zijn eerder bang voor negatieve consequenties.’
Hoe zit het met de invloed van hormonen op onze interesses?
‘De aan- of afwezigheid van hoge testosteronspiegels sturen hersenen een bepaalde richting op. Meisjes zijn gemiddeld meer geïnteresseerd in wat er tussen mensen gebeurt. Relaties, communicatie, verzorging. Jongens zijn meer geïnteresseerd in objecten, zoals het zonnestelsel, raketten of bruggen. Er zijn zeker meisjes met jongensachtige interesse, en omgekeerd ook, maar gemiddeld genomen is dit verschil er wel en je ziet het steeds terug, bij kinderen én volwassenen. Er zijn heus wel vrouwen die in de technologie werken, maar vaak hebben ze dan een functie waarin ze toch met mensen werken, bijvoorbeeld als leidinggevende.’
Wat verwachtte je aan te treffen toen je met dit boek begon?
‘Ik dacht dat verschillen tussen vrouwen en mannen voor een groot deel zijn aangeleerd. Ik ben opgegroeid met de veronderstelling: je wordt niet als vrouw geboren, maar als vrouw gemaakt, zoals Simone de Beauvoir schreef. De omgeving reageert verschillend op mannen en vrouwen, op jongetjes en meisjes. Zelfs met baby’tjes van drie maanden gaan ouders al verschillend om. Mijn inschatting was dat het fiftyfifty zou zijn; de invloed van de omgeving voor de ene helft en aanleg door hormonen voor de andere helft. Dat is niet zo.’
Is de omgeving niet belangrijk?
‘In mijn zoektocht door de literatuur stuitte ik op meer bewijs voor de invloed van hormonen en andere biologische processen dan voor de invloed van opvoeding en maatschappij. Ik keek naar studies die verschillen tussen landen meten. In landen waar meisjes echt een heel andere rol hebben, waar ze nauwelijks naar school mogen, zoals in Angola of Pakistan, zijn de persoonlijkheidsverschillen tussen meisjes en jongens juist kleiner dan in landen als Nederland of Noorwegen. Dat slaat je het argument uit handen dat het verschil tussen vrouwen en mannen vooral door de omgeving komt.
Maar ik vind het moeilijk om afstand te nemen van dat idee. De omgeving heeft natuurlijk ook effect. Het ruimtelijk voorstellingsvermogen van jongens is van nature beter, maar je kunt het ruimtelijk voorstellingsvermogen wel goed trainen. Bijvoorbeeld met schietspelletjes op de computer of door met een bal ergens op te mikken. Dat doen jongens vaker dan meisjes. Dus meisjes hebben er minder aanleg voor en ze trainen het ook minder. Meisjes die wél trainen, hebben een beter ruimtelijk voorstellingsvermogen.’
Je schrijft dat sommige ziektes vaker bij vrouwen voorkomen en andere bij mannen.
‘Vrouwen hebben bijvoorbeeld meer aanleg voor neurotische aandoeningen. Dat zorgt voor een grotere kans op depressies en angststoornissen. Ook zijn vrouwen gemiddeld beter in het afweren van infecties. Dat zie je nu ook bij corona. Vrouwen raken even vaak als mannen besmet, maar ze komen minder vaak op de ic en sterven minder vaak aan corona. Dat is een voordeel van een actiever immuunsysteem.
Maar er zijn ook nadelen. Als er schade in de hersenen is, probeert het immuunsysteem dat op te ruimen. Maar als het immuunsysteem erg actief is, zal dat extra schade veroorzaken. Ik denk dat dat een rol speelt bij het ontstaan van alzheimer. Dat komt vaker bij vrouwen voor. Er is veel onderzoek gedaan naar alzheimer, maar niet specifiek bij vrouwen. Dat zou ik graag onderzoeken.’
Kijkt de medische wetenschap meer naar mannen?
‘Het was de norm om de typisch mannelijke variant van een ziekte te onderzoeken. Dat is niet kwaad bedoeld. We willen vrouwen graag ontzien omdat zij zwanger kunnen zijn. Om echt zeker te weten dat iemand niet zwanger is, zou je elke dag moeten testen. Dat is in de praktijk niet te doen. Het laatste wat we willen, is iemand tijdens een vroege zwangerschap blootstellen aan nieuwe geneesmiddelen. Dat vrouwen erbuiten werden gehouden was voornamelijk om hen te beschermen.
Wat ook meespeelt is dat hormoonschommelingen bij sommige studies lastig zijn, zeker in mijn vakgebied. Dus proberen we alle vrouwelijke deelnemers te meten op hetzelfde moment van hun cyclus. Vrouwen die de pil slikken kunnen dan niet meedoen. Maar al met al is het resultaat nadelig voor vrouwen, omdat ze minder vaak meegenomen worden in de testfase. Je kunt niet zeggen: de man weegt tachtig kilo, de vrouw weegt zestig kilo, dus zij krijgt hetzelfde medicijn, alleen een lagere dosering. Er zijn verschillen tussen mannen en vrouwen. Daar leren we steeds meer over en we houden er steeds meer rekening mee.
Iris Sommer is hoogleraar psychiatrie aan het Universitair Medisch Centrum Groningen.
In haar nieuwste boek Het vrouwenbrein schrijft ze over de verschillen tussen de hersenen van vrouwen en mannen.