Made by me
Poppenhuizen, een quilt of vlinders kweken. Er is weinig meer heilzaam dan iets máken, dat onderschrijft ook de wetenschap. ‘Door met mijn handen bezig te zijn, maak ik mijn hoofd leeg en krijg ik rust.’
FRITS (76) EN WINI (74) SCHUSTER ZIJN GEPENSIONEERD. ZE MAKEN POPPENHUIZEN EN MINIATUREN.
Frits: ‘In de jaren tachtig hadden we een leesmap waarin een Duits tijdschrift zat. In dat blad stond een poppenhuis waarvan mijn vrouw helemaal weg was. ‘Zoiets zou ik ook wel willen’, zei ze. Ik ben het gaan maken, ook al had ik geen idee van maten. Later stond er een keukentje in hetzelfde blad, dat heb ik toen ook gemaakt.’
Wini: ‘Een jaar later ontdekten we dat je op een bepaalde schaal moet bouwen: 1 op 12. Ons eerste poppenhuis was 1:20, dus veel te klein. Het keukentje was juist te groot. Vanaf toen zijn we op schaal gaan bouwen. Meestal kwam ik met het idee, en voerde mijn man het uit. Na zijn pensioen is hij ook gaan verzinnen. Ik houd van inrichten, dat is mijn taak.’
Frits: ‘We zijn langzamerhand overgestapt op het maken van miniatuurwinkeltjes en -beroepen in luciferdoosjes: een bakkerij, een glasblazerij, een apotheek, een fysiotherapie-praktijk: je kunt het zo gek niet bedenken. We zijn allebei handig, maar hebben onszelf die handigheid ook met veel vallen en opstaan aangeleerd. Ik maak alle poppetjes zelf, die zijn maximaal 24 millimeter. Ik maak veel dingen met een houtdraaibank, dat had ik nog nooit gedaan. In het begin heb ik flink wat hout naar m’n hoofd geslingerd gekregen.’
Wini: ‘Het meeste van wat we hebben gemaakt, staat in een slaapkamer die we niet gebruiken. Die was op een bepaald moment vol, net als de vroegere kinderkamers. Dan zijn luciferdoosjes met miniaturen erin natuurlijk veel handiger.’ Frits: ‘Ik heb altijd een heel drukke baan gehad en doe nu nog altijd veel vrijwilligerswerk. Door met mijn handen bezig te zijn, maak ik mijn hoofd leeg en krijg ik rust.’ Wini: ‘Je moet veel geduld hebben, maar de voldoening die het je geeft als het klaar is, is enorm. Dat gepriegel vind ik heerlijk. Een potje uit de apotheek is een glazen kraaltje van twee millimeter. We geven regelmatig een doosje weg, maar in opdracht werken we niet. Veel te veel druk.’ Frits: ‘Bovendien is het de afwisseling die het leuk maakt. Voor ons bruine café heb ik zestien dezelfde barkrukjes gemaakt; dat was zo veel van hetzelfde dat het bijna saai werd.’
GINA AVANS (57) NAAIT ZELF KOTO’S, TRADITIONELE SURINAAMSE KLEDINGSTUKKEN.
‘Als ik aan het naaien ben, verlies ik alle besef van tijd. Ik vergeet zelfs te koken. Als ik even niet oplet, is mijn hele woonkamer veranderd in een naaiatelier. Ik heb een praktijk voor hypnotherapie, en soms neem ik mijn naaimachine mee, dan naai ik bijvoorbeeld een hoofddoek of een jasje tussen twee cliënten door. Koto’s nemen een prominente plek in in de Surinaamse cultuur. Een belangrijke spirituele Surinaamse gids draagt een koto, en in het verleden lieten vrouwen met hun koto hun status zien. De tot slaaf gemaakte maîtresse van de slaveneigenaar droeg vroeger bijvoorbeeld ook een koto. Slaven mochten niet met elkaar praten, en dus communiceerden ze middels hun hoofddoeken die ze op bepaalde manieren knoopten. Vandaag de dag worden ze nog steeds gedragen tijdens belangrijke culturele dagen, trouwerijen of op een mooie ronde verjaardag, zoals je 25ste of 30ste. Zelfs voor baby’s zijn er koto’s. Hoe kleiner, hoe schattiger.
Ik heb het rond mijn twintigste geleerd van mijn moeder. Ik wilde niet afhankelijk zijn van haar en wachten tot zij tijd had om kleding voor me te maken. Inmiddels heb ik er wel een stuk of dertig, veertig gemaakt. En dan tel ik de koto’s die ik voor anderen heb gemaakt, niet mee. Mijn kasten liggen vol en ik heb nog talloze koto’s opgevouwen in zakken zitten. Mijn twee dochters werden boos toen ik pas terugkwam uit Suriname met allemaal stoffen. Ze vonden dat ik meer dan genoeg had. Ik heb favorieten: een blauw-witte, en de roze koto die ik droeg toen ik veertig werd. Mijn meiden dragen wel koto’s tijdens speciale gelegenheden, maar ik heb ze helaas niet kunnen enthousiasmeren om ze zelf te maken. Heel jammer, maar toch wil ik ze het graag leren. Ik wil dat zij weten hoe het moet voor als ik er ooit niet meer ben. Ik word heel rustig van het maken van mijn koto’s. Ik weet precies hoe ik moet knippen en de stof moet gebruiken. Het is bijna een spiritueel proces, maar dat komt waarschijnlijk ook door de historie achter de koto en de betekenis ervan.’
KIM VAN LEEUWEN (33) kan uren priegelen met haar rupsen en vlinders die ze, nadat ze een natuurlijke dood zijn gestorven, in lijstjes opzet.
‘Mijn vriend en ik hadden een bedrijfs- en evenementencateringbedrijf en hadden toen de coronacrisis uitbrak ineens niets meer te doen. Ik had online wel vaker van die setjes gezien om vlinders mee te kweken voor scholen. Ik vond dat schattig en besloot het een keer te proberen. Voor ik het wist zat ik op een forum voor entomologen en kreeg ik vanuit heel Europa eitjes toegestuurd. Het is inmiddels een verschrikkelijk uit de hand gelopen hobby. Ik fiets of wandel vrijwel iedere dag door de wijk om takjes te verzamelen voor mijn rupsen, en heb bijna een dagtaak aan het verschonen van hun kooitjes. Je moet ze van oude takjes afhalen en op verse takjes en blaadjes zetten en hun poep opruimen. Ik ben een spons geworden voor informatie over vlinders en rupsen, en weet inmiddels precies welke Latijnse namen alle bomen en struiken hebben en wat perfect voedsel is voor de rups. Mijn rupsen beginnen in die plastic bakjes van het Chinese restaurant, elke keer een grotere. Als ze te groot worden, gaan ze in grote gazen kooien. Daar verpoppen ze. Sommige worden wel tien centimeter groot.
De meeste mensen vinden het leuk dat ik dit doe, maar ik hoor ook weleens: ‘Doe je dát met je vrije tijd?’ Het is de ultieme bezigheidstherapie. Je moet ontzettend veel geduld hebben. Rupsen zijn heel teer; één te snelle beweging en ze gaan stuk. Stuk betekent dood. De meeste vlinders en nachtvlinders leven maar een week. Ik wacht tot ze dood zijn voor ze in een lijstje gaan. Dan heb ik een klein spreidbalkje om ze te laten drogen en later doe ik ze met een pincet in een lijstje. Omdat ik mijn vlinders een natuurlijke dood laat sterven, hebben ze echt geleefd en zijn ze vaak een beetje gehavend. Dat vind ik juist mooi. Als ze té beschadigd zijn, gaan ze in de tuin als compost – de GFT-bak vind ik te oneerbiedig. Mijn lievelingsvlinder is de doodshoofdmot, die uit Silence of the Lambs. Dan zitten ze naast elkaar als een treintje en geef ik ze honingwater met een minispuitje. Dan rol ik eerst hun tongen uit met een prikker. Het is echt pielen, in opperste concentratie. Ik word helemaal zen als ik daarmee bezig ben.’
RIANNE DOLLER (29) maakt quilts van oude stoffen. Via haar site Kick Ass Quilts leert ze ook anderen hoe ze het kunnen doen.
‘Quilten is ontzettend rustgevend. Ik zou zelfs zover gaan om te zeggen dat het me gered heeft van onzekerheid, depressie en een burn-out. Het maakt me heel gelukkig om van oude kleding en afgedankt textiel iets nieuws en moois te maken. Daarnaast vind ik duurzaamheid belangrijk, het is pijnlijk dat er zo veel kleding wordt weggedaan alsof het niets waard is. Ik heb verschillende trauma’s meegemaakt in mijn leven, en quilten gaf me het gevoel dat ik wel iets kon en iets waard was. Mijn moeder maakte vroeger ook quilts. Ik was altijd al creatief en ben ermee begonnen toen ik op mijn achttiende een naaidoosje van haar kreeg. De meeste mensen maken een quilt van katoen die ze kopen in quiltwinkels, maar ik houd juist van andere stoffen – stoffen met een verhaal.
Ik vind het geweldig om een stof een tweede of zelfs derde leven te kunnen geven. Oudere dingen hebben al een leven achter de rug en een heel andere energie dan een nieuwe stof die je in de winkel koopt. Intussen heb ik denk ik al zo’n dertig quilts genaaid, maar daarnaast maak ik bijvoorbeeld ook dekens, kussens, tassen en knuffels. Als ik quilt, komt er een bepaalde kalmte over me heen, maar ik krijg dan ook vaak nieuwe ideeën en ingevingen, of er dient zich ineens een oplossing aan voor iets dat me dwarszit.
Met mijn site Kick Ass Quilts, waar ik anderen leer quilten, wil ik mijn liefde voor quilten overbrengen op anderen; ik gun iedereen die rust en dat plezier. Met tien minuten ervaar je dat effect al. Elke quilt die ik maak is anders, maar ze zijn allemaal kleurrijk. Vaak kies ik voor onverwachte kleurencombinaties en aparte patronen. Het hoeft allemaal niet te netjes. Soms naai ik ze met de hand, maar ik gebruik ook mijn naaimachine als de stof daarom vraagt. Als je het met de hand doet, kun je het ook meenemen in de trein. Hoe dan ook: ik vergeet altijd de tijd als ik ermee bezig ben.’