Woonstress, daar kun je wat aan doen
Hoe je woont, bepaalt voor een groot deel je geluk. En of je met je gezin driehoog-achter bivakkeert of juist eenzaam door een groot huis doolt: woonstress maakt je radeloos. Gelukkig is vaak slechts één klein succesje genoeg om de boel te doorbreken.

Gijs en Judith wonen in een tweekamerappartement op driehoog in een Amsterdamse volksbuurt. ‘We hebben wel een balkonnetje’, zegt Judith, ‘maar daar staat allerlei troep die we binnen niet kwijt kunnen.’ Sinds de geboorte van hun zoon, nu zes maanden geleden, is het toch al krappe huis een stressfactor geworden. Terwijl ze zoeken naar een grotere, betaalbare plek om te wonen, geen sinecure tegenwoordig, maken Gijs en Judith ruzie over alles, van de lekkende kraan van de douchecabine tot de vraag wie er aan de beurt is om de baby te verschonen.
Dit stel heeft me niet benaderd met de vraag of ik iets kan doen aan hun woonstress. Ze hebben vooral last van de ruzies, die een patroon op zich lijken te hebben gevormd. Aan dat patroon kunnen we werken, net zoals aan hun communicatiestijl – Gijs heeft de neiging om de confrontatie te zoeken, terwijl Judith om de lieve vrede te vaak haar mond houdt. Maar we kunnen er niet omheen dat hun krappe huis bij beiden tot ergernissen leidt, waardoor smeulende conflicten steeds weer opflakkeren.
85 procent van de tijd ben je binnen
Ze zijn niet de enigen. Het verband tussen woonomstandigheden en de kwaliteit van ons leven is overtuigend aangetoond in psychologisch onderzoek. Omdat we 85 procent van ons leven binnenshuis doorbrengen, meestal thuis en op ons werk, zijn omgevingspsychologen zich gaan afvragen wat de optimale binnenruimte is voor mensen. Waar worden we blij en gelukkig?
Niet in te kleine ruimtes, dat is zeker. Als we elkaar steeds kunnen zien en horen gaan we ervaren dat we op elkaars lip zitten, hoeveel we ook van elkaar houden. Ook het licht in huis is van belang. Hoe donkerder het is, bijvoorbeeld door kleine ramen en lage plafonds, hoe groter de kans dat we somber of zelfs depressief worden. Een gebrek aan licht schopt ook onze biologische klok in de war, waardoor we slechter slapen, angstklachten ontwikkelen en in uiterste gevallen een verhoogd risico lopen op diabetes 2.
Het wordt nog erger, want een krappe, gehorige of donkere leefruimte maakt ons ook apathisch. We ontplooien minder activiteiten op het werk, in onze relatie en in ons eigen leven. In plaats daarvan zitten we op de bank tv te kijken of te gamen. Daar worden we dik van, en ontevreden. Omdat we de neiging hebben om niet onszelf, maar onze partners daarvan de schuld te geven, heeft een klein huis ook gevolgen voor onze intimiteit, ons seksleven en onze relatie.
We gaan steeds kleiner wonen
Moderne architecten willen graag huizen ontwerpen die licht en ruim zijn en dit gebeurt ook wel, zij het vooral voor mensen met geld. De meesten van ons moeten het doen met een beperkte ruimte, een ontwikkeling die wordt versterkt door de wereldwijde urbanisering. In grote steden wordt de grond steeds duurder, waardoor we kleinere appartementen bouwen die we zo hoog mogelijk op elkaar stapelen. Wie weinig of geen geld heeft, op zichzelf al een stressfactor, komt verder in de verdrukking in woonkazernes die in het voormalige Oostblok niet zouden hebben misstaan.
Liever een latrelatie
Dat jonge ouders als Gijs en Judith willen samenwonen, is niet verbazingwekkend, maar stellen zonder kinderen en mensen boven de vijftig besluiten steeds vaker om een latrelatie aan te gaan. Zo kunnen ze per saldo over meer ruimte beschikken en voorkomen ze dat ze elkaar continu in de weg lopen in veel te kleine woningen.
Volgens gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek neemt in Nederland het aantal eenpersoonshuishoudens al decennialang toe. Op dit moment wonen 2,6 miljoen mensen alleen; dit is een derde van het totaal aantal huishoudens. In het jaar 2060 zal 44 procent van de Nederlanders alleen wonen.
Natuurlijk is ook de individualisering van invloed op deze trend. We vinden het belangrijker dan vroeger om zelf de regie over ons leven te voeren en minder belangrijk om ons te gedragen volgens geijkte maatschappelijke patronen. We trouwen minder en het aantal scheidingen neemt nog steeds toe. De samenbindende kracht van religie en familie neemt af. En zo ontstaat een vicieuze cirkel: als steeds meer mensen alleen willen wonen, neemt het aantal huishoudens toe, waardoor de grond duurder wordt en de huizen kleiner, met als gevolg dat woonstress toeneemt en nóg meer mensen liever alleen gaan wonen.
Eenzaam in een groot huis
Niet elke alleenstaande woont uit vrije wil alleen. Veel weduwen en weduwnaars, 85-plussers en mensen die zijn gescheiden zouden hun huishouden liever delen. Velen van hen voelen zich eenzaam. In 2020 was 21 procent van de gescheiden mensen zelfs zeer eenzaam – ter vergelijking: van de hele Nederlandse bevolking was dat 11 procent.
Ook Joop is eenzaam. Zijn woonstress bestaat uit overvloed. Sinds de scheiding van Annelies, bijna twee jaar geleden, bewoont Joop de verbouwde boerderij die ze hadden gekocht om samen oud in te worden. Maar nu komt Joop elke dag thuis in een leeg huis, vol met herinneringen maar zonder gezelligheid en de warmte van een ander lichaam. Om fiscale redenen kan hij de boerderij niet verkopen, terwijl hij dat wel zou willen om opnieuw te kunnen beginnen. De ongebruikte kamers en de lege stoelen aan de eettafel maken hem met de dag somberder.
Ook Joop is niet bij me gekomen vanwege woonstress, maar net als bij Gijs en Judith moeten we vaststellen dat zijn woonsituatie de problemen verergert. ‘Niemand hoeft medelijden met me te hebben, met zo’n groot huis’, zegt Joop, ‘maar de echo van mijn eigen voetstappen maakt me soms heel verdrietig.’ Om zijn verdriet niet te hoeven voelen drinkt Joop dagelijks alcohol, een ‘oplossing’ die de problemen alleen maar erger maakt. In eerste instantie focussen we de behandeling dus op het verminderen van zijn alcoholinname.
Ruime, lichte gezinshuizen
Sommige mensen wonen te groot, velen wonen te krap. Psychologen kunnen helpen om de problemen te bestrijden die voortkomen uit of versterkt worden door woonstress, zoals relatieproblemen, verslaving en depressie.Maar er moet méér gebeuren.
Stedenbouwkundig architect Sjoerd Soeters, van bureau PPHP (Pleasant Places Happy People), de bouw van ruime woningen voor gezinnen, op de begane grond, ‘omdat kinderen zich beter ontwikkelen als ze buiten kunnen spelen en het fijn en veilig is als ouders en buren een oogje in het zeil kunnen houden.’ Soeters windt zich op over beleidsmakers en projectontwikkelaars die het liefst overal luxe woontorens neerzetten. Dat is voor bemiddelde tweeverdieners en senioren misschien een prettige woonomgeving, maar niet voor iedereen. Naast een fijn huis, dus ruim en licht, moet ook de woonomgeving aangenaam zijn om in te verblijven. Daar worden mensen blijer van, zodat stressgerelateerde problemen geen kans krijgen.
Het gevoel er niet tegenop te kunnen
Een belangrijke factor bij beleidsmakers, die vinden dat de markt nu eenmaal voorschrijft dat er kleine woningen in hoge torens gebouwd moeten worden, maar ook bij bewoners van wie de problemen erger worden door woonstress, noemen we demotivatie.
Als de grond duur is, maar veel mensen een huis willen bewonen in de stad, wat kan de politicus dan anders doen dan opdracht geven tot het bouwen van wolkenkrabbers? Als beide partners in de stad werken en de kinderen gaan er naar school, wat kunnen ze dan anders doen dan aanvaarden dat ze in een klein en donker holletje op driehoog moeten leven?
Demotivatie, het gevoel dat je ergens niet tegenop kunt, is een factor die psychische problemen versterkt, omdat je niet overgaat tot handelen. Integendeel, je wordt apathisch en lui, zodat je slecht over jezelf gaat denken, wat de machteloosheid nog groter maakt. In plaats van te zoeken naar mogelijke oplossingen, blijf je steken in het opsommen van problemen.
De beste manier om demotivatie te bestrijden is het boeken van een bescheiden, maar aantoonbaar succesje. De ervaring dat het anders kan smaakt altijd naar meer, zodat je misschien nog wel een stapje, en daarna nog een durft te zetten.
Niet alles wat je denkt, is waar
Tijdens de gesprekken met Gijs en Judith werd het plan geboren om in de weekends de stad uit te gaan. Op die manier zouden ze tenminste een gedeelte van hun tijd uit dat krappe huisje komen. Het stel huurde een caravan op de Veluwe en ontdekte dat het buiten Amsterdam ook prettig toeven is. Aan het einde van de behandeling waren ze een huis aan het zoeken in de buurt van Epe.
Eenzame Joop bood een kennis die ook aan het scheiden was tijdelijk onderdak. Omdat het gezelschap van een betrekkelijke vreemde hem goed was bevallen, kwam Joop op het idee om een deel van zijn huis in te richten als bed & breakfast. Dit werd een driedubbel succes. Joop was niet langer alleen, hij verdiende geld voor het onderhoud van zijn huis, en hij ontmoette iemand met wie hij een relatie begon.
Zoals alle stress leidt woonstress tot een vernauwing van je blikveld. Al snel denk je dat je geen kant meer op kunt. Als je jezelf op deze gedachte betrapt, is het goed om te weten dat niet alles wat je denkt ook echt waar is. Als je in beweging komt, is er meer mogelijk dan wanneer je blijft zitten. Er is altijd een uitweg.
Zo bestrijd je demotivatie door woonstress
-
1
Zoek naar een tijdelijke, kleine verbetering die je leven even iets beter maakt.
-
2
Als je zoiets hebt gevonden en uitgevoerd, vraag je dan af wat het volgende stapje zou kunnen zijn.
-
3
Zet dit stapje; laat je leiden door ervaring, niet door nadenken.
-
4
Herhaal vanaf stap 1.
Bronnen:
-Centraal Bureau voor de Statistiek, 2019. Eenzaamheid > Cijfers & Context Samenvatting.
-Tom Dyckhoff, The secret life of buildings (documentaire, Channel 4, te zien op omgevingspsycholoog.nl)
-Mirjam Schöttelndreier, interview met architect Sjoerd Soeters (de Volkskrant, vrijdag 7 juni 2019).
-lliott Jaques, Death and the midlife crisis (International journal of psychoanalysis).