Nog niet klaar voor grijs haar
Journalist Marije de Jong speelt met het idee haar grijs wordende haar niet meer te laten verven. Ze kent namelijk zat vrouwen met prachtig grijs haar. Maar ook herinnert ze zich haar tante, die er altijd stralend uitzag tot ze besloot met verven te stoppen en in één jaar tijd tien jaar ouder leek.

Ik kijk naar mezelf in de spiegel terwijl de kapper door mijn haar woelt. Met twee handen duwt ze het op en kamt het met haar vingers. ‘Het lijkt er toch op dat je een nieuwe fase ingaat’, zegt ze. En op mijn vragende blik: ‘De structuur van je haar is duidelijk aan het veranderen. Je produceert steeds minder pigment en daardoor pakt de verf niet meer zoals vroeger.’ Is dit het moment waarvan je weet dat het gaat komen? Erg bemoedigend klinkt het in ieder geval niet.
Ik had zelf ook al gemerkt dat er iets was veranderd. De highlights waren na de laatste verfbeurt in no time verdwenen. Komt het door de pittige medicijnen die ik een tijdje slikte en moet ik daarvan herstellen of is dit permanent? Stoppen met kleuren, dat zou wat zijn. Ik doe het al zeker veertig jaar. Van de henna in mijn jonge jaren tot de blonde highlights waarmee ik het laatste decennium mijn uitgroei verdoezel.
Wat is wijsheid? Hoe deal ik met het oprukkende verval? Ga ik het te lijf of leg ik mij er waardig bij neer? Ik wil mijn nieuwe levensfase best omarmen, maar dat hoeft toch niet met huid en haar? Ik denk aan het gesprek dat ik laatst met vriendinnen had over ouder worden. Hoever gaan we in het bestrijden van de neergang? Ogen liften, tanden bleken, wenkbrauwen tatoeëren, botox, fillers, een facelift?
Terwijl ik bijkom van de diagnose ‘steeds minder pigment’, komt er ook iets strijdlustigs in me boven. Heb ik niet altijd gezegd dat ik mijn haar tot aan mijn laatste snik zal blijven kleuren? Net als mijn moeder die dat met succes deed en me altijd toelachte met een rossig-blond hoofd. Zeg nooit nooit, maar als ik denk aan een van haar zussen die er altijd stralend uitzag tot ze besloot met verven te stoppen en in één jaar tijd tien jaar ouder leek, dan weet ik het wel. Ik maak me geen illusies. Ik zou net als die tante muizig, peper-en-zouthaar hebben.
Natuurlijk, ik ken zat vrouwen met geweldig grijs haar – het taupe-grijs van K, de gemêleerde kuif van I, het platinawit van H. Allemaal prachtig. Maar dat is hetzelfde als het onkruid bij een ander leuk vinden en het verfoeien in je eigen tuin.
Zittend in de kappersstoel – toch met een hoofd vol zilverfolie vanwege de lowlights – bel ik vriendin M die langzaam aan het vergrijzen is. Ze is klaar met de zere hoofdhuid na het verven en ze wil er graag net zo oud uitzien als ze is. ‘Ik wil niet nagefloten worden door jongens van wie ik denk: man, ik kan je moeder zijn’, zegt ze. En dus volgt ze met tevredenheid hoe haar donkere lokken langzaam veranderen in zilverwit. Ze ziet er trouwens nog steeds smashing uit, maar dat terzijde.
Ikzelf ben nog niet toe aan de definitieve vergrijzing. Als ik nog een keer een nieuwe liefde wil, en dat wil ik, dan is een wat jongere uitstraling mooi meegenomen. ‘Zullen we kijken hoever we met experimenteren komen?’, stel ik de kapper voor. Dat vindt ze prima. Ik heb inmiddels wel een ander besluit genomen. Door al die overpeinzingen over mijn uiterlijk heb ik wel zin in een vrolijker spiegelbeeld. Die ooglidcorrectie moet er toch maar eens van komen.